ECLI:NL:RBDHA:2018:11734
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Nobel
- F.M. Verburg
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de schuldsaneringsregeling met beroep op de hardheidsclausule
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 september 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door de verzoeker, die een schuldenlast van € 64.019,31 had. De grootste schuld betrof een bancaire lening van € 49.706,53, aangegaan in 2008 voor de financiering van een onderneming. Daarnaast had de verzoeker een schuld aan het CJIB van € 5.151, die voortkwam uit verkeersovertredingen. De verzoeker heeft verklaard dat hij in de periode waarin de schulden zijn ontstaan, te maken had met persoonlijke problemen, waaronder somberheid en spanningen, en dat hij hulp heeft gezocht bij Kwadraad en GGZ. Hij heeft zijn psychologische behandeling succesvol afgerond en heeft sindsdien geen nieuwe boetes meer gekregen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in een toestand verkeert waarin hij niet kan voortgaan met het betalen van zijn schulden. De rechtbank heeft ook de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet in overweging genomen. Ondanks dat de verzoeker niet te goeder trouw was ten aanzien van de CJIB-schuld, heeft de rechtbank geoordeeld dat er voldoende feiten en omstandigheden zijn die toelating tot de schuldsaneringsregeling rechtvaardigen. De verzoeker heeft zijn financiële en persoonlijke omstandigheden onder controle gekregen en heeft een positieve gedragsverandering laten zien.
De rechtbank heeft daarom besloten de verzoeker toe te laten tot de schuldsaneringsregeling, benoemt mr. D. Nobel tot rechter-commissaris en geeft de bewindvoerder de opdracht om gedurende 13 maanden de aan de verzoeker gerichte correspondentie te openen. De beslissing is genomen in het kader van de hoofdinsolventieprocedure, zoals bedoeld in de Europese verordening 2015/848.