ECLI:NL:RBDHA:2018:11831

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2018
Publicatiedatum
3 oktober 2018
Zaaknummer
NL18.11488 en NL18.11489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse eisers die beweren bekeerd te zijn tot het christendom

In deze zaak hebben eisers, afkomstig uit Iran, asiel aangevraagd op basis van hun bewering dat zij bekeerd zijn tot het christendom. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft hun aanvragen afgewezen, omdat zij de verklaringen van eisers ongeloofwaardig achtte. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de IND de verklaringen van eisers onterecht als tegenstrijdig heeft beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eisers passen binnen de werkelijkheid van het leven in Iran en dat de IND onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de verklaringen uit het aanvullend gehoor. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd. De IND is opgedragen om binnen acht weken nieuwe besluiten te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank. Tevens is de IND veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.002,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.11488 en NL18.11489

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [datum] 1980,
v-nummer [nummer] ,
eiser,
[eiseres]
geboren op [datum] 1981,
v-nummer [nummer] ,
eiseres,
mede namens hun minderjarig kind,
[kind]
geboren op [datum] 2017,
v-nummer [nummer] ,
allen van Iraanse nationaliteit,
tezamen eisers,
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.

ProcesverloopBij besluiten van 11 juni 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2018. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eisers hebben aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij zijn bekeerd tot
het christendom. Eisers hebben zich afgewend van de islam, met name vanwege de vele verplichtingen binnen dit geloof. In Iran hebben eisers [vriend] ontmoet, een bekeerd christen. Hij heeft eisers geïntroduceerd tot het christendom. Tijdens hun vakantie in Nederland hebben eisers vernomen dat eiser wordt gezocht door de Herasat omdat hij op zijn werk heeft verteld dat hij geen moslim meer is.
2. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante
elementen:
- hun nationaliteit, identiteit en herkomst;
- hun bekering tot het christendom;
- de verklaring van eiser dat de Herasat naar hem op zoek is omdat hij op zijn werk heeft verteld geen moslim meer te zijn.
3. Verweerder volgt eisers in de door hen gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst.
Verweerder volgt eisers niet in hun gestelde afwending van de islam en hun gestelde bekering tot het christendom. Hiertoe overweegt verweerder als volgt.
3.1.
Verweerder acht een aantal elementen van belang bij de beoordeling of er sprake
is van een geloofwaardige, oprechte bekering. Deze elementen zijn te onderscheiden in het proces van de bekering, de kennis over de inhoud van het geloof en de verklaringen over de kerkgang.
3.2.
Verweerder acht de gestelde bekering ongeloofwaardig omdat de verklaringen van
eisers geen blijk geven van oprechte innerlijke overwegingen ten aanzien van het aannemen van een nieuwe religie. Hun verklaringen over het proces van bekering, en de daaraan voorafgaande afwending van de islam, zijn op verscheidene punten summier, oppervlakkig, wisselend en tegenstrijdig van aard. Eisers hebben hierdoor niet aannemelijk gemaakt dat zij zich hebben afgewend van de islam en er een bekering tot het christendom heeft plaatsgevonden. Eisers hebben wel aannemelijk gemaakt dat zij over enige kennis beschikken over het christendom en deelnemen aan de kerkgang. Dit maakt echter niet dat hierdoor de bekering aannemelijk wordt geacht.
3.3.
Nu eiser niet wordt gevolgd in zijn gestelde bekering, wordt eiser tevens niet
gevolgd in zijn verklaring dat hij door de Herasat wordt gezocht omdat hij op zijn werk heeft verteld dat hij geen moslim meer is. Verweerder concludeert dat de asielaanvragen ongegrond zijn.
4. Eisers voeren aan dat de gestelde bekering wel geloofwaardig moet worden geacht
en daarmee tevens de verklaring van eiser dat hij door de Herasat wordt gezocht omdat hij op zijn werk heeft verteld dat hij geen moslim meer is. Hun verklaringen zijn niet tegenstrijdig waardoor de bestreden besluiten motiveringsgebreken bevatten.
5. Tussen partijen is in geschil of de verklaringen van eisers over hun gestelde bekering niet geloofwaardig zijn.
Toepassing Werkinstructie 2018/10
6. Eisers voeren aan dat verweerder bij de beoordeling van de gestelde bekering
Werkinstructie 2018/10 had moeten toepassen en dat deze werkinstructie nieuw beleid is. De werkinstructie geeft volgens eisers aan dat verweerder verklaringen in hun onderlinge samenhang moet beoordelen en niet iedere verklaring als een losstaand onderdeel. Nu verweerder niet in lijn met de bedoeling van deze werkinstructie heeft gehandeld, kunnen de bestreden besluiten niet in stand blijven, aldus eisers.
6.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat Werkinstructie 2018/10 geen nieuw
beleid is, maar dat in deze werkinstructie de vaste gedragslijn van verweerder is gevat.
6.2.
De rechtbank volgt het betoog van eisers niet. Eisers slagen er niet in om concreet
aan te geven op welke punten door verweerder niet in lijn is gehandeld met Werkinstructie 2018/10. Zonder deze onderbouwing ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de geloofwaardigheidsbeoordeling in de onderhavige gevallen niet aan de daaraan te stellen eisen heeft voldaan. Aan de beoordeling of Werkinstructie 2018/10 nieuw beleid is, komt de rechtbank hierdoor niet toe. De beroepsgrond slaagt niet.
Afwending van de islam
7. Eisers voeren aan dat hun verklaringen over hun afwending van de islam niet
tegenstrijdig met elkaar zijn. Dat eisers in de privésfeer de islam wel opzij hebben gezet, maakt niet dat eisers geen druk meer voelden om zich te conformeren naar de verplichtingen uit de islam. Te meer nu de islam in Iran de officiële staatsgodsdienst is.
7.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers als motief voor hun afwending van
de islam noemen dat de verplichtingen uit de islam hen tegenstonden en dat hun familie deze verplichtingen aan hen oplegden. Eiser heeft echter verklaard dat zij zich al 4 à 5 jaar konden onttrekken aan deze verplichtingen. Deze verklaringen komen niet overeen en zijn tegenstrijdig, aldus verweerder.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van eisers niet tegenstrijdig zijn en,
zoals eisers terecht aanvoeren, passen binnen de werkelijkheid van het leven in Iran. De beroepsgrond slaagt.
Ontmoeting met [vriend]
8. Eisers voeren aan dat hun verklaringen over de ontmoeting met [vriend] niet
tegenstrijdig met elkaar zijn, maar dat hun verklaringen elkaar aanvullen. Eisers hebben verklaard dat [vriend] het telefoonnummer van eiser aan eiseres heeft gevraagd. Eiseres heeft het telefoonnummer aan [vriend] gegeven waarop [vriend] zijn telefoonnummer aan eiseres gaf.
8.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van eisers over de
kennismaking met [vriend] tegenstrijdig met elkaar zijn. Eiser heeft verklaard dat [vriend] zijn telefoonnummer aan eiseres gaf. Eiseres heeft verklaard dat zij aan [vriend] hun telefoonnummer gaf.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat eisers terecht aanvoeren dat hun verklaringen over
de kennismaking met [vriend] niet tegenstrijdig met elkaar zijn, maar dat de verklaringen elkaar aanvullen. In de bestreden besluiten overweegt verweerder enkel dat eisers niet hetzelfde over de ontmoeting verklaren. De verklaringen sluiten elkaar echter niet uit. Eisers hebben beiden een stukje van het verhaal over de kennismaking verteld. De beroepsgrond slaagt.
Moment van bekering en bidden
9. Eiser voert aan dat hij geen tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het
moment van zijn bekering en over het bidden. In de correcties en aanvullingen op het verslag van het nader gehoor heeft eiser aangevuld dat niet het bidden in zijn algemeenheid hem tegenstond, maar het aanbidden van de islamitische god. Tevens staat het dwingende karakter van het bidden vanuit de islam hem tegen. Nu eiser zelf heeft gekozen voor zijn bekering tot het christendom, ervaart hij het bidden niet als verplichting maar bidt hij nu met liefde en overtuiging. Verweerder stelt zich volgens eiser daarom onterecht op het standpunt dat eiser het verplichte gebed uit de islam inruilt tegen het verplichte gebed uit het christendom. In de correcties en aanvullingen heeft eiser tevens een verklaring gegeven voor het feit dat hij twee momenten van bekering heeft genoemd.
De eerste datum ziet op zijn eerste bezoek aan de huiskerk en de tweede datum was de dag van zijn feitelijke bekering. Het past verweerder niet, volgens eiser, om de verklaringen uit het nader gehoor te gebruiken, zonder acht te slaan op de correcties en aanvullingen, om aan te tonen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard, nu dit gehoor overduidelijk niet goed is verlopen.
9.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het nader gehoor met eiser niet goed is
verlopen en om die reden is aan eiser een aanvullend gehoor aangeboden. Bij de beoordeling heeft verweerder meer gewicht toegekend aan de verklaringen uit het aanvullend gehoor, maar de verklaringen uit het nader gehoor wel gebruikt. Ondanks dat meer gewicht is toegekend aan de verklaringen uit het aanvullend gehoor stelt verweerder zich op het standpunt dat de verklaringen van eiser over zijn moment van bekering en het bidden tegenstrijdig zijn en dat de correcties en aanvullingen geen verklaring bieden voor deze tegenstrijdigheden.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat in de besluitvorming niet is terug te zien dat
verweerder meer gewicht heeft toegekend aan de verklaringen van eiser uit het aanvullend gehoor dan uit het nader gehoor. Tevens heeft verweerder de correcties en aanvullingen op het nader gehoor onvoldoende betrokken in de besluitvorming. De rechtbank oordeelt dat, het aanvullend gehoor en de correcties en aanvullingen bij het nader gehoor in ogenschouw nemend, er geen sprake is van tegenstrijdige verklaringen van eiser. Het bestreden besluit is op dit punt dan ook onvoldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
Vernietiging van het besluit
10. Nu de rechtbank van oordeel is dat de gronden gericht tegen de tegenstrijdige
verklaringen van eisers terecht door eisers zijn aangevoerd en deze tegenstrijdigheden een essentieel onderdeel van de bestreden besluiten vormen, zijn de overblijvende standpunten van verweerder onvoldoende om de bestreden besluiten te kunnen dragen. Hierdoor komen de besluiten voor vernietiging in aanmerking. Daardoor komt de rechtbank niet toe aan een bespreking van de overige beroepsgronden.
11. De beroepen zijn gegrond en de bestreden besluiten dienen te worden vernietigd. De
rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, nu een geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaringen van eisers niet aan de rechter, maar aan verweerder is. Door de aard en omvang van het gebrek ziet de rechtbank tevens geen aanleiding om gebruik te maken van de bevoegdheid in artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De rechtbank zal verweerder derhalve opdragen nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
12. Nu de beroepen gegrond worden verklaard, acht de rechtbank termen aanwezig
om verweerder onder toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het samenhangende beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Van andere kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen met in achtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
M.M. Neutgens, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op 1 oktober 2018
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.