ECLI:NL:RBDHA:2018:12010
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een vreemdeling, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 11 september 2018, waar zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden, is het procesverloop besproken. Eiser betwistte dat hij in Italië een asielverzoek had ingediend en voerde aan dat hij ten tijde van zijn aanvraag in Nederland minderjarig was. Hij stelde dat de slechte omstandigheden in Italië, zijn jonge leeftijd en de bedreigingen die hij ondervond, aanleiding moesten zijn voor de rechtbank om zijn asielaanvraag in Nederland te behandelen. De rechtbank overwoog dat eiser niet was verschenen voor een aanvullend gehoor en dat hij geen bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij minderjarig was. De rechtbank concludeerde dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat eiser meerderjarig was en dat er geen reden was om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.