ECLI:NL:RBDHA:2018:12016
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid en vervolging in Vietnam
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2018 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, een Vietnamese vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 21 augustus 2018, waarbij verweerder de aanvraag als kennelijk ongegrond beschouwde op basis van artikel 30b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres stelde dat zij in Vietnam vervolgd werd vanwege haar geloof in de christelijke sekte Hôi Thánh Duc Chua Troi, maar verweerder achtte haar verklaringen ongeloofwaardig.
Tijdens de zitting op 11 september 2018, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk, werd het asielrelaas van eiseres besproken. Eiseres verklaarde dat zij regelmatig huiskerkdiensten had bijgewoond en dat zij na een politie-inval in februari 2018 het land had moeten ontvluchten. Verweerder betwistte echter de geloofwaardigheid van haar verklaringen en stelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico op ernstige schade zou lopen, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende gemotiveerd had waarom hij de verklaringen van eiseres ongeloofwaardig achtte. De rechtbank vond dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij daadwerkelijk vervolgd werd om haar geloof en dat haar verklaringen over haar geloofsovertuiging en de gevolgen daarvan vaag en ongerijmd waren. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.