ECLI:NL:RBDHA:2018:12029

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
8 oktober 2018
Zaaknummer
C/09/552858 / HA ZA 18-519
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.Th. van Walderveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voeging in intellectuele eigendomsgeschil tussen Nikon, ASML en Zeiss

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in een incident tot voeging in een intellectuele eigendomsgeschil tussen Nikon Corporation, ASML Holding N.V., ASML Netherlands B.V., ASML Systems B.V. en Carl Zeiss SMT GmbH. Nikon, eiseres in de hoofdzaak, heeft verweer gevoerd tegen de incidentele vordering van Zeiss om zich aan de zijde van ASML te voegen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de incidentele vordering van Zeiss moet worden afgewezen omdat niet is voldaan aan de eis dat de vordering vóór of op de roldatum van de laatste conclusie in het aanhangige geding moet worden ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de laatste conclusie in de hoofdzaak op 18 juli 2018 diende te worden genomen, terwijl Zeiss haar incidentele vordering pas op 12 september 2018 heeft ingesteld. Dit betekent dat de vordering te laat is ingediend.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat het belang van Zeiss bij voeging niet kan worden ingezien. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, ongeacht de uitkomst van de arbitrageprocedure waarin Zeiss partij is, het belang van Zeiss bij voeging niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft Zeiss als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de parkeerrol, in afwachting van de uitkomst van de arbitrageprocedure tussen Nikon en Zeiss/ASML, waarbij een uitspraak van het International Centre for Dispute Resolution (ICDR) medio september 2019 wordt verwacht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/552858 / HA ZA 18-519
Vonnis in incident van 10 oktober 2018
in de zaak van
de vennootschap naar vreemd recht
NIKON CORPORATION,
te Tokio, Japan,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. L. Oosting te Amsterdam,
tegen

1.ASML HOLDING N.V.,

te Veldhoven,
2.
ASML NETHERLANDS B.V.,
te Veldhoven,
3.
ASML SYSTEMS B.V.,
te Veldhoven,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eiseressen in reconventie in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat: mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk,
en
de vennootschap naar vreemd recht
CARL ZEISS SMT GmbH,
te Oberkochen, Duitsland,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. D.F. de Lange te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Nikon, ASML en Zeiss genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 mei 2017;
- de akte houdende overlegging producties van 9 mei 2018, met producties 1 tot en met 39;
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie van 18 juli 2018, met producties 1 tot en met 49;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 12 september 2018, tevens akte houdende overlegging producties, met producties 40 tot met 48;
- de incidentele conclusie tot voeging van Zeiss van 12 september 2018, met productie 1;
- de incidentele conclusie van antwoord van Nikon van 26 september 2018;
- de incidentele conclusie van antwoord van ASML van 26 september 2018.
1.2.
Vonnis in het incident is bepaald op heden.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Zeiss vordert dat haar wordt toegestaan zich in de hoofdzaak aan de zijde van ASML te voegen. Nikon voert gemotiveerd verweer. ASML verenigt zich met de incidentele vorderingen en met de gronden daarvan. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen. Daartoe is het navolgende redengevend.
2.3.
Ingevolge artikel 218 Rv [1] wordt de incidentele vordering tot voeging ingesteld bij incidentele conclusie vóór of op de roldatum waarop de laatste conclusie in het aanhangige geding wordt genomen. In deze zaak volgens het Versneld Regime in Octrooizaken (hierna: VRO), waarbij ingevolge de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 26 april 2017 vaste termijnen zijn bepaald voor het indienen van processtukken, diende op de rol van 18 juli 2018 te worden geconcludeerd voor antwoord in conventie. Die conclusie was de laatste conclusie in de zaak in conventie. Uit de incidentele conclusie van Zeiss blijkt dat het door haar gestelde belang bij voeging slechts verband houdt met de procedure in conventie (geen inbreuk want ASML beschikt over een door Zeiss verstrekte sub-licentie). Daarom had haar incidentele vordering tot voeging uiterlijk dienen te worden ingesteld op 18 juli 2018, zijnde de datum die in eerdergenoemde beschikking is bepaald voor het nemen van antwoord in conventie. Nu Zeiss haar incidentele vordering daarentegen eerst op 12 september 2018 heeft ingesteld, op welke datum ingevolge de meergenoemde beschikking de conclusie van antwoord in reconventie diende te worden genomen, is zij te laat nu haar belang bij voeging slechts ziet op de vorderingen in conventie. Zeiss heeft in deze procedure nog gesteld - kort gezegd - dat haar belang niet is beperkt tot de vorderingen in conventie maar in het algemeen is gelegen in een eventuele negatieve uitkomst voor ASML van de onderhavige procedure, maar die stelling, die Nikon betwist, heeft zij niet onderbouwd zodat die wordt gepasseerd.
2.4.
Los daarvan - en zelfstandig dragend voor het oordeel dat de incidentele vordering dient te worden afgewezen - geldt dat het belang van Zeiss bij voeging, dat ziet op de uitleg van de tussen Nikon en Zeiss (en Nikon en ASML) gesloten Cross-License Agreement en de sublicentie van Zeiss aan ASML, niet kan worden ingezien. Indien in de arbitrageprocedure bij het International Centre for Dispute Resolution (hierna: ICDR), waarbij Zeiss partij is en waarin zij samen met ASML verweer voert, in het voordeel van ASML wordt beslist, is de zaak in conventie ten einde. Immers, in dat geval kan ASML zich beroepen op een geldige licentie en maakt zij om die reden geen inbreuk. Indien de arbitrage in het nadeel van ASML uitpakt, is het licentie-argument van ASML haar uit handen geslagen en heeft Zeiss niet gesteld welk belang zij dan nog heeft bij voeging.
2.5.
Zeiss zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Voor zover ASML heeft bedoeld proceskostenvergoeding volgens artikel 1019h Rv jegens Zeiss te vorderen, wordt dit afgewezen bij gebrek aan een gespecificeerde kostenopgave, zodat het liquidatietarief wordt toegepast.

3.De beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
De rechtbank heeft bij beslissing van 1 oktober 2018 bepaald dat het aanvankelijk voor 21 december 2018 geplande pleidooi in deze zaak geen doorgang zal vinden in afwachting van de uitkomst van de tussen Nikon en Zeiss/ASML aanhangige arbitrageprocedure. Nu Nikon heeft aangegeven dat er eerst medio september 2019 een uitspraak van het ICDR kan worden verwacht, zal de rechtbank de zaak verwijzen naar de parkeerrol van 2 oktober 2019. De meest gerede partij zal de zaak te zijner tijd weer kunnen opbrengen voor voortprocederen.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst de incidentele vordering tot voeging af,
4.2.
veroordeelt Zeiss in de kosten van het incident, aan de zijde van zowel Nikon als ASML tot op heden begroot op € 543,-,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in de hoofdzaak
4.4.
verwijst de zaak naar de parkeerrol van woensdag 2 oktober 2019 en bepaalt dat de meest gerede partij de zaak te zijner tijd weer kan opbrengen voor voortprocederen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.Th. van Walderveen en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2018.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering