2.1Verweerder heeft aan de besluiten van 30 mei 2018, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder merkt op dat de vader, moeder en zuster van eiser, die in Nederland verblijven, niet worden beschouwd als gezinsleden zoals bedoeld in artikel 2, onder g, van de Dublinverordening. Ook zijn er volgens verweerder geen feiten of omstandigheden aanwezig op grond waarvan Nederland met inachtneming van artikel 16 van de Dublinverordening de asielverzoeken van eisers in behandeling zou moeten nemen. Evenmin is verweerder gebleken van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van de vreemdelingen van een onevenredige hardheid getuigt of dat sprake is van een bijzonder samenstel van factoren die maakt dat de behandeling van het verzoek om internationale bescherming in Nederland in de rede ligt zoals bedoeld in artikel 17 van de Dublinverordening.
3. Bij uitspraak van 13 juli 2018 van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, is het beroep tegen de besluiten van 30 mei 2018 gegrond verklaard. De rechtbank heeft in voornoemde uitspraak als volgt overwogen:
“
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de bestreden besluiten onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het beroep op artikel 17 van Dublin III niet kan slagen. De rechtbank overweegt hiertoe dat verweerder in de bestreden besluiten overweegt dat de gestelde afhankelijkheid van de moeder geen bijzondere, individuele omstandigheid is, maar verweerder wijdt verder geen inhoudelijke overwegingen aan de door eisers aangevoerde overige omstandigheden, zoals de slechte situatie in Italië en de scheiding tussen eisers en hun familieleden die in Nederland verblijven.
Ook heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte niet kenbaar bij zijn overwegingen betrokken dat eisers een kwetsbaar gezin met minderjarige kinderen vormen, als bedoeld in het arrest Tarakhel. Gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:73) dient verweerder zich er van te vergewissen dat er passende opvang wordt geboden. Nu uit de bestreden besluiten niet blijkt dat verweerder aan deze vergewisplicht heeft voldaan, zijn de bestreden besluiten onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.” 4. Bij aparte besluiten van 18 juli 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers opnieuw niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw 2000. Verweerder heeft daarbij, onder aanvulling van de motivering, de standpunten uit de besluiten van 30 mei 2018 gehandhaafd.
5. Eisers kunnen zich niet verenigen met de bestreden besluiten en voeren daartoe het volgende aan. Eisers wijzen erop dat sinds 1 juni jongsleden er een nieuwe regering in Italië is die een harde lijn heeft ingezet wat betreft het vreemdelingenbeleid door bijvoorbeeld het weigeren van schepen met vluchtelingen uit Libië. Verweerder kan dan ook niet volstaan met het verwijzen naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 10 augustus 2016 en 16 januari 2017 ter onderbouwing van de stelling dat met betrekking tot Italië nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Verder stellen eisers zich op het standpunt dat verweerder in de bestreden besluiten nog steeds onvoldoende motiveert waarom het beroep op artikel 17 van de Dublinverordening niet kan slagen. Eisers menen dat niet in te zien valt dat verweerder de slechte gezondheid van hun (schoon)moeder niet zou moeten meewegen nu dat feit op zichzelf niet door verweerder wordt betwist. Ter onderbouwing overleggen eisers de medische informatie van de huisarts van hun (schoon)moeder. Ook wijzen eisers erop dat verweerder in het bestreden besluit opnieuw niet ingaat op de medische klachten, los van de zwangerschap, van eiseres, namelijk de vergrote schildklier en het trauma als gevolg van het overlijden van haar broer en de reis naar Europa. Bovendien achten eisers de overweging dat het samenspel van factoren voor veel vreemdelingen op zou gaan onbegrijpelijk. Verder overleggen eisers een verklaring die door de ouders van eisers ondertekend is en waaruit blijkt hoe hecht de familieband is. Ook hebben eisers een zwangerschapsverklaring overgelegd. Daarnaast doen eisers een beroep op de uitspraak van zittingsplaats Den Bosch van 20 april 2018 (NL18.5178).
6. De rechtbank overweegt als volgt.