Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2018 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank concludeert daarom dat van referente op verschillende momenten had mogen worden verwacht dat zij actie ondernam. Verder stelt de rechtbank vast dat uit het interview met referente op 12 december 2013 niet blijkt dat zij dacht dat eiser dood was. Zij heeft verklaard dat haar man in 1992 naar Eritrea is gegaan en nooit meer is teruggekomen, dat hij gevangen schijnt te zijn en dat ze sindsdien niets meer van hem heeft gehoord. Bij de aanvraag op 8 juli 2016 stelt referente dat zij de kans dat haar man nog in leven is zeer klein acht. Dit betekent dat gesproken moet worden van een vermissing. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat een gezinslid vermist is, er niet aan in de weg staat dat er binnen drie maanden aan mvv-aanvraag wordt ingediend om de termijn veilig te stellen. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat verweerder de termijnoverschrijding niet verschoonbaar hoefde te achten.
Beslissing
mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2018.