ECLI:NL:RBDHA:2018:12159
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking arbeid als zelfstandige
Op 2 oktober 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser met de Egyptische nationaliteit, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd onder de beperking 'arbeid als zelfstandige'. Eiser, die in Italië de status van langdurig ingezeten derdelander had verkregen, had eerder al aanvragen ingediend die waren afgewezen. De rechtbank behandelde het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag ongegrond had verklaard. Eiser was bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A. Greve-Kortrijk, terwijl de staatssecretaris niet aanwezig was op de zitting.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor de gevraagde verblijfsvergunning. De rechtbank stelde vast dat er onvoldoende bewijs was geleverd dat eiser daadwerkelijk als zelfstandige werkzaam was. De vennootschap waar eiser bij betrokken was, vertoonde gebreken in de zakelijke grondslag en er was twijfel over de financiële positie van de vennootschap. Eiser had geen overtuigende verklaringen kunnen geven voor de onduidelijkheden in de vennootschapsstructuur en de financiële administratie.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 oktober 2018, en tegen deze uitspraak kon binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.