ECLI:NL:RBDHA:2018:12180

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
11 oktober 2018
Zaaknummer
AWB 18-2419 en 18-188
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening verblijfsvergunning voor bejaarde Surinaamse vrouw met kinderen in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2018 uitspraak gedaan in een beroep van een bejaarde Surinaamse vrouw, eiseres, die een verblijfsvergunning had aangevraagd om bij haar kinderen in Nederland te kunnen wonen. Eiseres, die jarenlang in Nederland had gewoond en de Nederlandse nationaliteit had, was sinds mei 2017 op basis van een visum kort verblijf bij haar zoon in Nederland. De aanvraag voor de verblijfsvergunning was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, met als argument dat er geen sprake was van een beschermenswaardig familieleven volgens artikel 8 van het EVRM. Eiseres had medische problemen in de familie en was van mening dat zij een cruciale rol speelde in de zorg voor haar zieke zoon.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met de feitelijke situatie van eiseres en haar rol als mantelzorger. De rechtbank vond dat de belangenafweging tussen het recht op privéleven van eiseres en het belang van de Nederlandse staat niet goed was gemotiveerd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak van de rechtbank. De gevraagde voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de rechtbank met deze uitspraak op het beroep had beslist. Eiseres werd vrijgesteld van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht, en de staatssecretaris werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1503,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 18/2419 (beroep)
AWB 18/188 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2018 voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van in de zaak tussen
[eiseres] ,
geboren op [geboortedatum] , van Surinaamse nationaliteit, eiseres en verzoekster, hierna te noemen: eiseres
(gemachtigde: mr. W. Hoebba),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: [naam] ).
Procesverloop
In het besluit van 14 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning met als doel “verblijf bij familie en gezin” afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is in het besluit van 3 april 2018 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 9 januari 2018 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Eiseres heeft ook verzocht een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2018. Eiseres is op de zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook waren aanwezig de [naam] , dochter en kleindochter van eiseres. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet op de zitting verschenen. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
Overwegingen

1.De aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning

1.1.
Eiseres is geboren in Suriname. Ze heeft ruim 37 jaar de Nederlandse nationaliteit gehad. Ze heeft in de jaren zestig en zeventig 14 jaar in Nederland gewoond. Ze is in Nederland getrouwd en haar twee kinderen - die de Nederlandse nationaliteit hebben - zijn hier geboren en wonen hier. Eiseres heeft in de jaren negentig ook gedurende ongeveer 8 jaar in Nederland gewoond op basis van een verblijfsvergunning.
1.2.
Eiseres verblijft nu sinds mei 2017 op basis van een visum kort verblijf bij haar zoon, [naam] , in Nederland. Eiseres heeft bij verweerder een verblijfsvergunning aangevraagd, zodat ze in Nederland kan blijven bij haar familie. Eiseres is inmiddels 78 jaar oud. Ze vindt het niet langer verantwoord om op deze leeftijd alleen in Suriname te wonen. In Suriname heeft eiseres geen woning meer en heeft ze niemand op wie ze een beroep kan doen. De dochter van eiseres, [naam] , heeft gedurende enige tijd met eiseres in Suriname gewoond, omdat eiseres zich daar - na het overlijden van haar echtgenoot - niet goed alleen kon redden. [naam] heeft zich per 1 mei 2017 weer Nederland gevestigd. [naam] is ziek geworden en heeft nu de ondersteuning van zijn moeder nodig in Nederland.

2.Het bestreden besluit en het standpunt van eiseres

Standpunt van verweerder
2.1.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning afgewezen. Volgens verweerder is het niet in strijd met artikel 8 van het - mensenrechtenverdrag - EVRM [1] (waarin het familie- en privéleven van mensen wordt beschermd) als eiseres geen verblijfsvergunning krijgt in Nederland. Eiseres kan daarom niet worden vrijgesteld van het vereiste dat zij moet beschikken over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
Familieleven tussen eiseres en haar kleindochter
2.2.
Verweerder is allereest van mening dat er geen sprake is van familieleven tussen eiseres en haar kleindochter, dat beschermd wordt op grond van artikel 8 van het EVRM. Familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM wordt pas aangenomen tussen grootouders en kleinkinderen, als er sprake is van
hechte persoonlijke banden. Daarvan is volgens verweerder vanwege de volgende redenen geen sprake in deze zaak:
- Eiseres en haar kleindochter hebben altijd gescheiden gewoond. Eiseres woont nu in Nederland niet samen met haar kleindochter. Ook in Suriname hebben zij niet samen gewoond, omdat [naam] van eiseres een eigen appartement had in Suriname en eiseres in haar voormalige woning woonde.
- Daarnaast ondersteunt eiseres haar kleindochter niet financieel en heeft ze geen ouderrol op zich genomen.
Familieleven tussen eiseres en haar meerderjarige kinderen
2.3.
Tussen eiseres en haar kinderen is volgens verweerder ook geen sprake van familieleven, dat beschermd wordt op grond van artikel 8 van het EVRM. Familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM wordt pas aangenomen tussen ouders en meerderjarige kinderen, als er sprake is van
meer dan de gebruikelijke emotionele afhankelijkheid. De banden moeten zo sterk zijn, dat de gezinsleden niet in staat zijn zonder elkaar zelfstandig te functioneren. Daarvan is volgens verweerder vanwege de volgende redenen geen sprake in deze zaak:
- Het contact tussen eiseres en haar kinderen heeft jarenlang op afstand plaatsgevonden. Eiseres woonde de laatste 18 jaar in Suriname en haar kinderen in Nederland.
- Niet is gebleken dat [naam] vanwege zijn ziekte mantelzorg nodig heeft, die hij alleen van eiseres kan krijgen. Hij kan een beroep doen op de Nederlandse instellingen voor zorg.
- Ook is niet gebleken van een bijzondere afhankelijkheid tussen eiseres en [naam] .
- De stelling dat eiseres zorg nodig heeft en niet meer zelfstandig kan wonen, is niet onderbouwd. Niet is gebleken dat eiseres niet in staat is zonder haar kinderen zelfstandig te functioneren.
- Het feit dat de kinderen van eiseres de Nederlandse nationaliteit hebben, is niet doorslaggevend, omdat eiseres de Nederlandse staat nu voor een voldongen feit heeft geplaatst door Nederland in te reizen. De kinderen kunnen kiezen om bij eiseres in Suriname te gaan wonen.
Het privéleven van eiseres
2.4.
Verweerder is van mening dat de belangenafweging tussen het recht van eiseres op privéleven in Nederland en het belang van de Nederlandse staat bij een restrictief toelatingsbeleid in het nadeel van eiseres uitvalt. Daarbij vindt verweerder de volgende elementen van belang:
- De band van eiseres met Suriname is sterker dan die met Nederland. Eiseres heeft jarenlang privéleven in Suriname uitgeoefend en van haar mag worden verwacht dat zij haar privéleven daar weer oppakt. Eiseres had tot haar komst in Nederland een eigen leven in Suriname. Dat eiseres haar woning in Suriname heeft verkocht, is haar eigen keuze geweest. Eiseres heeft ook een broer in Suriname. Dat eiseres kinderen heeft in Nederland is niet voldoende om te spreken van een beschermenswaardig privéleven hier. Eiseres onderhield het contact met haar kinderen in Nederland voorheen ook op afstand vanuit Suriname.
- Wat betreft het belang van de Nederlandse staat overweegt verweerder dat met het restrictieve toelatingsbeleid het economisch welzijn van Nederland moet worden beschermd. Het gaat dan niet alleen om de publieke middelen, maar ook om de bescherming van de kosten van gezondheidszorg.
Standpunt van eiseres
2.5.
Eiseres is - kort samengevat - van mening dat zij recht heeft op een verblijfsvergunning voor verblijf bij haar familie. Volgens eiseres is er sprake van een meer dan normale afhankelijkheidsrelatie tussen haar, haar kinderen en haar kleindochter. Eiseres heeft een zeer sterke band met haar familie en sinds het overlijden van haar echtgenoot, is ze nog afhankelijker van haar kinderen. De kinderen van eiseres zijn niet in staat om zich in Suriname te vestigen [naam] kan niet naar Suriname vanwege zijn ziekte en [naam] heeft de zorg voor haar minderjarige dochter, die in Nederland naar school gaat.

3.De inhoudelijke beoordeling

Conclusie
3.1.
De rechtbank is - enigszins terughoudend toetsend - van oordeel dat de door verweerder gemaakte afweging in het kader van het familieleven en privéleven van eiseres op twee elementen onvoldoende is gemotiveerd. Dit betekent dat eiseres door de rechtbank in haar gelijk wordt gesteld. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Motiveringsgebrek wat betreft het familieleven met [naam]
3.2.1.
Verweerder concludeert in het bestreden besluit en het verweerschrift dat er geen sprake is van meer dan de gebruikelijke emotionele afhankelijkheid tussen eiseres en [naam] . Niet is gebleken dat [naam] exclusief afhankelijk is van eiseres. Niet valt in te zien waarom [naam] niet kan helpen met de verzorging van haar broer. Bovendien heeft [naam] de voorgaande jaren ook zonder de zorg van zijn moeder gefunctioneerd, aldus verweerder.
3.2.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met deze redenering onvoldoende blijk heeft gegeven dat rekening is gehouden met de door eiseres geschetste feitelijke situatie en de door haar overgelegde medische stukken. In de brief van de internist van 4 april 2018 wordt vermeld dat het van groot belang is dat eiseres [naam] kan bijstaan en ondersteunen voor de behandeling van zijn depressie. In de brief van de huisarts van 18 april 2018 staat vermeld dat [naam] niet opgenomen hoeft te worden, omdat zijn moeder mantelzorger is. Volgens de huisarts is het daarom van groot belang dat eiseres haar taken als mantelzorger kan blijven uitvoeren. Uit deze medische stukken blijkt dat eiseres een cruciale rol heeft in de verzorging en ondersteuning van [naam] . Dankzij haar hoeft hij niet opgenomen te worden. Op de zitting heeft [naam] toegelicht dat zij niet voor [naam] kan zorgen, omdat ze werkt. Verder hebben eiseres en [naam] toegelicht dat de vertrouwensband tussen hen heel sterk is, zodat eiseres de aangewezen persoon is om hem te ondersteunen. Dit komt overeen met de informatie uit de medische stukken. Gelet op deze feiten kan de conclusie van verweerder dat er geen sprake is van meer dan de gebruikelijke emotionele afhankelijkheid tussen eiseres en [naam] , niet gedragen worden door de motivering in het bestreden besluit. Het feit dat [naam] in het verleden zonder zijn moeder in Nederland woonde is bovendien niet relevant, omdat hij op dat moment niet ziek was. De situatie is nu geheel anders. De rechtbank merkt in dit kader ten slotte op dat het bij de toets in het kader van artikel 8 van het EVRM gaat om de band tussen eiseres en [naam] . De mogelijkheid dat iemand anders eventueel ook voor [naam] zou kunnen zorgen kan eventueel relevant zijn in de belangenafweging, maar doet niet af aan de band tussen eiseres en [naam] .
Motiveringsgebrek wat betreft het privéleven van eiseres
3.3.1.
Verweerder concludeert in het bestreden besluit - samengevat - dat de band van eiseres met Suriname sterker is dan die met Nederland. Eiseres heeft jarenlang privéleven in Suriname uitgeoefend. Dat eiseres kinderen heeft in Nederland is niet voldoende om te spreken van een beschermenswaardig privéleven hier. Eiseres onderhield het contact met haar kinderen in Nederland voorheen ook op afstand vanuit Suriname.
3.3.2.
De rechtbank volgt de redenering van verweerder in zoverre dat eiseres inderdaad jarenlang privéleven in Suriname heeft uitgeoefend en dat zij een hele sterke band heeft met dit land. Verweerder heeft er echter onvoldoende blijk van gegeven dat rekening is gehouden met de feitelijke situatie, zoals die nu is en dan met name met de toenemende kwetsbaarheid die inherent is aan de leeftijd van eiseres. Eiseres is inmiddels bejaard, een levensfase waarin mensen steeds kwetsbaarder en afhankelijker worden van hun familie. Alle kinderen van eiseres wonen in Nederland. Verweerder heeft niet betwist dat eiseres in Suriname alleen een broer heeft, die bedlegerig is. De situatie is nu dus anders dan in de tijd dat eiseres zelfstandig in Suriname woonde. De situatie is bovendien bijzonder, in die zin dat eiseres al haar kinderen in Nederland heeft en verweerder niet heeft betwist dat zij in Suriname - behalve een bedlegerige broer - geen familie heeft waar zij op terug kan vallen. Eiseres heeft uitgelegd waarom haar kinderen niet naar Suriname kunnen gaan met haar: [naam] is ziek en [naam] heeft de zorg voor haar dochter, die hier naar school gaat. Verder heeft eiseres ook een hele sterke band met Nederland. Zij heeft 37 jaar de Nederlandse nationaliteit gehad en heeft hier ruim twintig jaar gewoond. Haar kinderen zijn hier geboren. De rechtbank vindt het bestreden besluit dus ook op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
Het beroep is gegrond
3.4.
Gelet op het voorgaande is het beroep van eiseres gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens schending van het motiveringsbeginsel. [2] De rechtbank draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Verweerder krijgt hiervoor een termijn van zes weken. In het kader van een hoorzitting kunnen eiseres en haar kinderen de feitelijke situatie verder toelichten aan verweerder. Eiseres heeft op de zitting uitgelegd dat zij en haar dochter en kleindochter in Suriname wel hebben samengewoond. Verweerder kan dit punt in de hoorzitting ook verder bespreken met eiseres.
De voorlopige voorziening wordt afgewezen
3.5.
De gevraagde voorlopige voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden, totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, omdat de rechtbank met deze uitspraak op het beroep heeft beslist.
De proceskosten
3.6.1.
Eiseres heeft bij de rechtbank een verzoek gedaan om te worden vrijgesteld van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht. Eiseres heeft geen geldige verblijfsstatus - waarbij ze kan werken - en heeft een eigen verklaring overgelegd dat zij geen vermogen heeft. Gelet hierop en onder verwijzing naar vaste rechtspraak [3] wijst de rechtbank het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe. Omdat eiseres geen griffierecht hoeft te betalen, wordt verweerder ook niet veroordeeld in deze kosten.
3.6.2.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1503,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 501,-, en een wegingsfactor 1). Als aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.
Beslissing
De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 18/2419,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 18/188,
- wijst het verzoek af.
De rechtbank/voorzieningenrechter,
in beide zaken,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1503,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Teggelaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 september 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: AT
D: C
Hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM):
2.Neergelegd in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:282).