ECLI:NL:RBDHA:2018:12328
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit tot niet verlengen verblijfsvergunning asiel wegens te late indiening aanvraag
In deze zaak heeft eiseres, een Iraanse vrouw, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar verblijfsvergunning asiel niet te verlengen. Eiseres had op 1 maart 2018 een aanvraag ingediend voor verlenging van haar verblijfsvergunning, die op 25 februari 2018 was verlopen. De staatssecretaris stelde dat de aanvraag te laat was ingediend en dat er een verblijfsgat was ontstaan. Eiseres betoogde dat zij niet op de tijdige indiening was gewezen en dat haar psychische klachten, waaronder PTSS, haar in de weg stonden om tijdig te handelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep, omdat een ononderbroken verblijf van belang is voor toekomstige procedures, zoals naturalisatie. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de te late indiening van de aanvraag aan eiseres kan worden toegerekend. De rechtbank wees erop dat het tijdig indienen van een verlengingsaanvraag de verantwoordelijkheid van de vreemdeling is en dat er geen wettelijke verplichting bestaat voor de staatssecretaris om eiseres te herinneren aan de vervaldatum van haar verblijfsvergunning.
De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar psychische klachten haar hebben belet om tijdig een aanvraag in te dienen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris geen beoordelingsvrijheid had om de aanvraag als tijdig ingediend te beschouwen, en dat het beroep ongegrond was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, en is openbaar gemaakt op 8 oktober 2018.