Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 januari 2018 in de zaak tussen
[eiser], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank oordeelt als volgt.
Rechtbank Den Haag
Op 4 januari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, van Ivoriaanse nationaliteit, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 19 september 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De staatssecretaris had op 4 oktober 2017 een terugnameverzoek aan Italië gedaan, dat op 16 oktober 2017 werd geaccepteerd.
In beroep betoogde de eiser dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was op Italië, gezien de problematische situatie voor asielzoekers in dat land. De rechtbank oordeelde echter dat, ondanks de problemen in de opvang van asielzoekers in Italië, de situatie niet vergelijkbaar was met die in Griekenland, zoals vastgesteld in eerdere jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris nog steeds mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag niet aan zich hoefde te trekken.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van de uitspraak.