ECLI:NL:RBDHA:2018:1248
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrese eisers op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en gezinsband
In deze zaak hebben eisers, beiden van Eritrese nationaliteit, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) zijn afgewezen. De aanvragen waren ingediend door referente, die zich als pleegmoeder van de eisers presenteert. De rechtbank heeft op 15 januari 2018 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij de eisers vertegenwoordigd waren door hun gemachtigde, mr. E.S. van Aken, en de verweerder door mr. H.J. Toonders.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de eisers niet is aangetoond, omdat de overgelegde documenten, waaronder doopaktes, niet door de autoriteiten zijn afgegeven. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft gesteld dat er geen bewijsnood is, aangezien referente tijdens het gehoor heeft verklaard dat zij wel documenten van de kinderen bezit, maar deze heeft achtergelaten. Bovendien is het essentieel dat eisers vóór de binnenkomst van referente in Nederland feitelijk tot haar gezin hebben behoord, wat niet is aangetoond met de overgelegde stukken.
De rechtbank concludeert dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat er geen redelijke twijfel bestond dat de bezwaren niet konden leiden tot een andersluidend besluit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.