Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] ,
de minister van Buitenlandse Zaken,
Procesverloop
Overwegingen
4.1 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres niet beschikt over voldoende middelen van bestaan, omdat zij geen inkomsten uit arbeid heeft.
Verder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de referent, die zich garant heeft gesteld, niet over een duurzaam inkomen beschikt, omdat hij niet beschikt over een arbeidscontract voor nog minimaal een jaar. Ter zitting heeft verweerder zich aanvullend op het standpunt gesteld dat eiseres ook niet heeft aangetoond dat de referent zal kunnen beschikken over voldoende inkomsten uit arbeid als zelfstandige voor nog minimaal een jaar.
Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat evenmin is gebleken dat de garantsteller beschikt over een inkomen dat ten minste gelijk is aan het ten tijde van de indiening van de aanvraag volgens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: de Wml) geldende minimum, te weten € 1.551,60 per maand.
Een bewijs van garantstelling en/of particuliere logiesverstrekking kan eveneens de toereikendheid van de middelen van bestaan aantonen.
De aanwezigheid van voldoende bestaansmiddelen kan worden beoordeeld aan de hand van contant geld, reischeques en creditcards die de onderdaan van een derde land in bezit heeft. Borgstellingen, voor zover de nationale wetgeving daarin voorziet, en garantstellingsverklaringen van de gastheer/-vrouw als gedefinieerd in de nationale wetgeving, ingeval de onderdaan van een derde land bij een gastheer/-vrouw verblijft, kunnen eveneens als bewijs van voldoende middelen van bestaan gelden.