ECLI:NL:RBDHA:2018:13214
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Verweigerde verblijfsvergunning asiel op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 november 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser, een Tunesische nationaliteit houder, voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag niet in behandeling genomen kon worden, omdat Zweden een verzoek om terugname heeft aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat hij na de afwijzing van zijn asielaanvraag in Zweden drie jaar buiten de EU heeft verbleven, maar de rechtbank oordeelt dat hij deze stelling niet heeft onderbouwd met bewijs. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat Zweden zich aan zijn internationale verplichtingen houdt, waaronder het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure in Zweden. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.