ECLI:NL:RBDHA:2018:13215
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende asielaanvraag en oplegging inreisverbod wegens gebrek aan nieuwe elementen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 november 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een opvolgende asielaanvraag van eiser, die stelt de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 20 september 2018, maar verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze aanvraag bij besluit van 7 oktober 2018 niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is genomen op basis van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd die relevant zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser heeft aangevoerd dat hij vanwege zijn homoseksuele geaardheid niet kan terugkeren naar Sierra Leone, waar hij een gevangenisstraf riskeert. Echter, de rechtbank oordeelt dat eiser zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt, en dat hij geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zijn aanvraag zouden kunnen onderbouwen.
Tijdens de zitting op 25 oktober 2018 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat eiser eerder asielaanvragen heeft ingediend die zijn afgewezen, en dat de eerdere besluiten in rechte vaststaan. Eiser heeft geen bewijsstukken overgelegd die zijn identiteit of nationaliteit kunnen aantonen, en de rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de beslissing van verweerder om de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor het oordeel dat artikel 8 van het EVRM zich verzet tegen het opleggen van een inreisverbod aan eiser, en verklaart het beroep ongegrond.
De rechtbank heeft de beslissing genomen dat het beroep ongegrond is, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.