In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 27 juni 2018, is een verzoek tot deelgeschil afgewezen. De verzoekster, die letsel had opgelopen bij een aanrijding met een tram van HTM Personenvervoer N.V., verzocht de rechtbank te verklaren dat HTM volledig aansprakelijk was voor de schade, zonder enige eigen schuld. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 22 september 2017 liep verzoekster, met haar kinderen, tegen een tram aan terwijl ze een paraplu vasthield. HTM betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat verzoekster mede schuld had aan het ongeval. De kantonrechter oordeelde dat de relevante feiten omtrent de mate van eigen schuld nog niet vastgesteld konden worden, waardoor de zaak niet geschikt was voor behandeling in een deelgeschilprocedure. De kantonrechter benadrukte dat de feiten over de toedracht van het ongeval nog onduidelijk waren en dat er een deskundigenrapport was dat niet door beide partijen was aangevraagd, waardoor het niet bruikbaar was voor de beoordeling. De rechter concludeerde dat de kosten van de procedure niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat het verzoek volstrekt onnodig was ingediend. De beslissing werd genomen met inachtneming van de parlementaire geschiedenis van de relevante wetgeving.