ECLI:NL:RBDHA:2018:13375
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en de verantwoordelijkheid van Duitsland onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2018 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Afghaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. De eiser had eerder asiel aangevraagd in Duitsland, waar zijn aanvraag was afgewezen. Hij vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Afghanistan, vooral vanwege zijn bekering tot het Christendom.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet is verschenen op de zitting, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was. Na de behandeling van de zaak heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en het claimakkoord van de Duitse autoriteiten, die hadden bevestigd dat zij de asielaanvraag van de eiser zouden behandelen.
De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over medische behandeling in Nederland en de mogelijkheid van voortzetting in Duitsland verworpen, omdat de eiser niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk medische behandeling onderging. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week.