ECLI:NL:RBDHA:2018:1353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
C-09-538572-HA RK 17-424
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heroverweging van een Europees betalingsbevel en de verantwoordelijkheden van de verweerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2018 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de heroverweging van een Europees betalingsbevel. De verzoeker, wonende in Zweden, heeft verzocht om heroverweging van het Europees betalingsbevel dat op 8 maart 2017 was uitgevaardigd en op 5 juli 2017 uitvoerbaar was verklaard. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de juiste procedure om verweer te voeren en dat hij niet alle facturen had ontvangen, en dat er valse facturen in het verzoek waren verwerkt. Hij stelde ook dat het verzoek tot afgifte van het Europees betalingsbevel was ingediend door een niet-bestaande procespartij, aangezien de verweerster, Arseus Dental Nederland B.V., op 7 januari 2016 door een fusie was opgeheven.

De rechtbank heeft overwogen dat het de eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker is om ervoor te zorgen dat zijn verweer op de juiste wijze bij de rechtbank wordt ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 21 mei 2017 op de hoogte was van het betalingsbevel en dat hij had moeten handelen binnen de gestelde termijn van 30 dagen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van overmacht of buitengewone omstandigheden die hem verhinderden om tijdig verweer te voeren.

Daarnaast heeft de rechtbank geconcludeerd dat de verzoeker niet tijdig een verzoek tot heroverweging heeft ingediend, aangezien hij op 21 mei 2017 bekend was met de gronden voor zijn verzoek. De rechtbank heeft het verzoek tot heroverweging afgewezen en de verzoeker veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op nihil aan verschotten en € 452,-- aan salaris voor de advocaat.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/538572 / HA RK 17-424
Beschikking van 7 februari 2018
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] (Zweden),
verzoeker,
advocaat mr. J.J.L. van Beijsterveldt te Zaandam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARSEUS DENTAL NEDERLAND B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Waalwijk,
verweerster,
advocaat mr. M. Wierenga te Utrecht.
Verzoeker wordt hierna aangeduid met ‘ [verzoeker] ’ en verweerster met ‘Arseus’.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 30 november 2016 ingekomen verzoek (formulier A) van Arseus tot afgifte van een een Europees betalingsbevel,
  • het Europees betalingsbevel van 8 maart 2017 (formulier E),
  • de Uitvoerbaarverklaring van 5 juli 2017 (formulier G),
  • het op 24 augustus 2017 ingekomen verzoek tot heroverweging,
  • het op 20 oktober 2017 ingekomen verweerschrift,
  • de op 30 november 2017 ingekomen reactie op het verweerschrift,
  • het op 4 januari 2018 ingekomen aanvullend verweerschrift.

2.Het verzoek tot heroverweging

2.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank om heroverweging van het tegen hem op 8 maart 2017 uitgevaardigd en op 5 juli 2017 uitvoerbaar verklaard Europees betalingsbevel. Hij voert daartoe - kort samengevat - het volgende aan.
2.2.
In mei 2017 heeft hij het onderhavige Europees betalingsbevel ontvangen. Per e-mail van 21 mei 2017 heeft hij de advocaat van Arseus bericht het niet eens te zijn met het bevel. Het formulier F (verweer tegen een Europees betalingsbevel) heeft hij naar de advocaat van Arseus verzonden. Vervolgens heeft hij inhoudelijk over de zaak gecorrespondeerd met de advocaat van Arseus. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij nog een bedrag van € 12.750,-- aan Arseus verschuldigd is en dat hij bereid is dat bedrag alsnog te betalen. Het is niet juist dat door Arseus alleen onbetwiste vorderingen zijn opgevoerd. [verzoeker] heeft niet alle facturen ontvangen en er zijn valse facturen in het verzoek verwerkt, althans zijn facturen niet conform toezegging gecrediteerd.
2.3.
[verzoeker] voert voorts aan dat het verzoek tot afgifte van het Europees betalingsbevel is ingediend door een niet bestaande procespartij, aangezien Arseus op 7 januari 2016 door een fusie is verdwenen.
2.4.
Arseus voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[verzoeker] baseert zijn verzoek tot heroverweging op artikel 20 lid 1 sub b van de Verordening (EG) Nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (verder te noemen ‘de Verordening’), en op artikel 20 lid 2 van de Verordening.
3.2.
Op grond van artikel 20 lid 1 aanhef en onder b van de Verordening kan een verzoek tot heroverweging worden ingediend als de verweerder ( [verzoeker] ) de vordering niet heeft kunnen betwisten wegens overmacht of wegens buitengewone omstandigheden, buiten zijn schuld, mits hij onverwijld handelt. [verzoeker] dient derhalve aannemelijk te maken dat er sprake is van overmacht en/of buitengewone omstandigheden, waardoor hij niet in de gelegenheid was tijdig - binnen de in artikel 16 lid 2 van de Verordening gestelde termijn van 30 dagen nadat het betalingsbevel aan hem is betekend of ter kennis is gebracht - een verweerschrift bij de rechtbank in te dienen.
3.3.
[verzoeker] voert daartoe aan dat hij niet wist dat hij zijn verweer (formulier F) naar de rechtbank moest zenden. De advocaat van Arseus had hem er, nadat hij haar per e-mail had benaderd, op moeten wijzen dat hij zijn verweer bij de rechtbank moest indienen en niet bij haar. De advocaat van Arseus betwist echter dat zij het betreffende formulier F van [verzoeker] heeft ontvangen.
3.4.
De rechtbank overweegt dat niet aan de advocaat van Arseus kan worden verweten dat zij [verzoeker] er niet op heeft gewezen dat hij zijn verweer bij de rechtbank moet indienen. Het is de eigen verantwoordelijkheid van [verzoeker] er zorg voor te dragen dat hij op de juiste wijze zijn verweer bij de rechtbank kenbaar maakt. Aan het slot van het aan [verzoeker] betekende betalingsbevel (formulier E) staat uitdrukkelijk vermeld dat tegen het bevel verweer kan worden gevoerd door bij
het gerecht dat dit bevel heeft uitgevaardigdeen verweerschrift in te dienen. Voorts staat aangegeven dat het bevel uitvoerbaar wordt verklaard, tenzij bij
het gerechteen verweerschrift is ingediend. Bij de betekening van het betalingsbevel moet het [verzoeker] derhalve duidelijk zijn geworden dat, en op welke wijze, hij bezwaar kon maken.
3.5.
De termijn van toezending van het verweerschrift aan het gerecht bedraagt 30 dagen nadat het betalingsbevel aan de verweerder is betekend of ter kennis is gebracht. [verzoeker] geeft zelf aan dat hij op 21 mei 2017 bekend is geworden met het tegen hem uitgevaardigde betalingsbevel. Door vervolgens contact op te nemen met de advocaat van Arseus om te proberen één en ander te regelen, en niet over te gaan tot het voeren van verweer op de wijze zoals op het aan hem betekende betalingsbevel is vermeld, is een keuze geweest van [verzoeker] . Dat de advocaat van Arseus hem niet heeft gewezen op de juiste wijze waarop verweer gevoerd dient te worden, en de termijn voor het indienen van een verweerschrift vervolgens is verlopen, kan niet worden gezien als overmacht of een buitengewone omstandigheid buiten de schuld van [verzoeker] .
3.6.
[verzoeker] baseert zijn verzoek tot heroverweging voorts op artikel 20 lid 2 van de Verordening. Op grond van dat artikel kan na het verstrijken van de termijn voor verweer een verzoek tot heroverweging worden gedaan, indien het Europees betalingsbevel kennelijk ten onrechte is toegekend, gelet op de voorschriften van de verordening, of vanwege andere uitzonderlijke omstandigheden. [verzoeker] voert daartoe aan dat het verzoek tot het afgeven van het Europees betalingsbevel is gedaan door een niet bestaande rechtspersoon, dat er valse facturen zijn verwerkt en dat er geen sprake is van een onbetwiste vordering.
3.7.
De rechtbank overweegt dat artikel 9 lid 2 aanhef en onder c van de Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure bepaalt dat een op artikel 20 lid 2 van de Verordening gebaseerd verzoek tot heroverweging gedaan moet worden binnen vier weken nadat de daargenoemde grond voor heroverweging aan de verweerder bekend is geworden. Uitgaande van de mededeling van [verzoeker] dat het betalingsbevel op 21 mei 2017 aan hem bekend is geworden, kan worden geconcludeerd dat [verzoeker] op die datum bekend is geworden met hetgeen hij aan zijn verzoek tot heroverweging ten grondslag legt. De naam van de verzoekende partij (Arseus) en de facturen waarop het verzoek betrekking heeft staan immers vermeld in het aan hem betekende betalingsbevel. Er is daarom geen sprake van gronden voor heroverweging die [verzoeker] pas op een zodanig tijdstip bekend zijn geworden, dat hij op 24 augustus 2017 nog tijdig kon overgaan tot het indienen van een verzoek tot heroverweging.
3.8.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van [verzoeker] tot heroverweging dient te worden afgewezen. [verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze heroverweging.

4.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot heroverweging af en veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure tot heroverweging, tot op heden aan de zijde van Arseus begroot op nihil aan verschotten en op € 452,-- aan salaris voor de advocaat.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 206