Overwegingen
1. Eisers zijn van Albanese nationaliteit. Zij zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum] en [geboortedatum 2] . Zij hebben, mede ten behoeve van hun minderjarige zoon, op 17 september een asielaanvraag ingediend.
2. Eisers hebben aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij Roma zijn en om die reden in Albanië worden gediscrimineerd.
3. Verweerder vindt daar het volgende van. De gestelde identiteit en herkomst van eisers kunnen niet met zekerheid worden vastgesteld, nu eisers verwijtbaar geen identiteitskaarten hebben overgelegd. De gestelde nationaliteit wordt ondanks het gestelde verlies van de nationale paspoorten wel gevolgd, nu eisers tijdens het gehoor veilig land van herkomst Albanees hebben gesproken. De gestelde problemen, gerelateerd aan discriminatie, worden wel geloofd, maar deze leiden niet tot verlening van een asielvergunning, omdat Albanië een veilig land van herkomst is. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat Albanië voor hen geen veilig land is, aldus verweerder. De aanvragen zijn afgewezen als kennelijk ongegrond, op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4. Eisers voeren aan dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat Albanië voor hen persoonlijk geen veilig land van herkomst is. Zo krijgen eiser en zijn zoon vanwege hun afkomst geen toegang tot de noodzakelijke medische zorg. Eisers hebben sinds de geboorte van hun zoon de medische zorg buiten Albanië moeten verkrijgen, in Duitsland en Frankrijk. Ter onderbouwing van de medische problematiek zijn de patiëntendossiers van eiser en zijn zoon en twee afspraakbrieven overgelegd.
In aanvulling op de rapporten waarnaar zij in de zienswijze hebben verwezen, hebben eisers zich nog op twee andere documenten beroepen. Het betreft een artikel van de Wereldbank van 17 mei 2018 en een Rapport van Freedom House: Nations in Transit 2018 – Albania, van 11 april 2018. Beide documenten beschrijven de positie van Roma in Albanië in het algemeen.
5. De rechtbank is van oordeel dat eisers er niet in zijn geslaagd om aannemelijk te maken dat Albanië voor hen wegens hun specifieke omstandigheden niet veilig is. Zoals verweerder in het bestreden besluit van eiser terecht heeft overwogen, is van belang dat eisers bij ontevredenheid over de zorg hun beklag hadden kunnen en moeten doen in Albanië. Eisers hebben niet aangetoond dat dit voor hen niet mogelijk was.
Uit het patiëntendossier van eiser blijkt overigens dat hij onlangs een ECG heeft overgelegd die hij niet lang geleden in Albanië heeft laten maken en dat hij in Albanië medicatie heeft gekregen.
6. Eisers stellen dat de medische problematiek ten onrechte niet is meegewogen als
relevant element, nu hun zoon vanwege zijn Roma-afkomst geen medische behandeling krijgt in Albanië. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd meegedeeld dat de medische problematiek van de zoon niet als afzonderlijk element is benoemd, maar wel is meegenomen in de beoordeling. De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder. Overwogen wordt dat verweerder in de voornemens en in de bestreden besluiten aandacht heeft besteed aan de vraag of de ondervonden discriminatie dermate ernstig was, dat hun leven daardoor onhoudbaar is geworden. Het (blijvend) onthouden van medische behandeling van hun zoon vanwege het behoren tot de Roma-bevolkingsgroep, kan daarbij een relevant element zijn, maar eisers hebben dat niet aannemelijk gemaakt.
7. Eisers zijn van mening dat verweerder gezien de medische problematiek van eiser en zijn zoon ten onrechte geen onderzoek heeft laten doen door het Bureau Medische Advisering (BMA) en in afwachting daarvan geen uitstel van vertrek heeft verleend.
8. Ter zitting is gebleken dat niet in geschil is dat eiser en zijn zoon kunnen reizen. Vervolgens is de vraag aan de orde of er bij het achterwege blijven van medische behandeling op korte termijn een medische noodsituatie kan ontstaan. Uit de omstandigheid dat de zoon van eisers op 13 december 2018 een afspraak heeft met de kindercardioloog van het Beatrix-kinderziekenhuis, valt dit naar het oordeel van de rechtbank niet af te leiden.
Hetzelfde geldt voor eiser die op 5 november 2018 een afspraak had gepland met een cardioloog. Uit zijn patiëntendossier blijkt dat hij in Albanië al diverse medische klachten had en een ECG heeft overgelegd die in Albanië is gemaakt. In Nederland is hij verwezen naar de cardioloog voor de beoordeling van een opnieuw uitgevoerde ECG.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt bedoelde informatie geen concrete aanknopingspunten voor de aanname dat uitzetting naar Albanië bij één van eisers zal kunnen leiden tot een medische noodsituatie. Het betoog van eisers dat verweerder onderzoek door het BMA had moeten laten verrichten, wordt dan ook niet gevolgd.
9. Verweerder heeft de aanvragen terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Hieruit volgt dat verweerder ingevolge artikel 62, tweede lid, onder b, van de Vw bevoegd is aan eisers een vertrektermijn te onthouden. Dit betekent dat eisers Nederland onmiddellijk moeten verlaten. Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw moet verweerder vervolgens een inreisverbod opleggen. In de door eisers genoemde persoonlijke omstandigheden heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien af te zien van het uitvaardigen van een inreisverbod.
10. De beroepen zijn ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.