ECLI:NL:RBDHA:2018:13580
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering specifieke ondersteuning en instrumenten voor doelgroep indicatie banenafspraak onder de Participatiewet
Op 12 november 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Gouda. De zaak betreft de weigering van de gemeente om eiser in aanmerking te brengen voor specifieke ondersteuning en instrumenten die verbonden zijn aan de doelgroep indicatie banenafspraak, zoals bedoeld in de Participatiewet en de Re-integratieverordening Gouda 2015. Eiser, die sinds 2010 een bijstandsuitkering ontvangt, had eerder een aanvraag ingediend voor een Indicatie banenafspraak, maar deze was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen. Eiser heeft tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard.
In de procedure heeft eiser betoogd dat hij door zijn ziekte en gebreken niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen en dat zijn beperkingen minimaal zes maanden aanwezig zullen zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de beroepsgronden van eiser eerder zijn beoordeeld in een uitspraak van 5 september 2018, waarin werd geconcludeerd dat verweerder op goede gronden heeft geoordeeld dat eiser in staat is het minimumloon te verdienen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om daar nu anders over te oordelen, vooral omdat eiser zijn betoog niet nader heeft onderbouwd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder bij zijn beslissing moest afgaan op de eerdere beslissing van het Uwv, en dat er geen beoordelingsruimte was om anders te beslissen. Eiser heeft ter zitting aangegeven open te staan voor ondersteuning bij re-integratie, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit van verweerder in stand kan worden gelaten. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.