ECLI:NL:RBDHA:2018:1365

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
C/09/15/758
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op verzoek van de bewindvoerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar, die in 2015 was uitgesproken. De schuldenaar had eerder een kans gekregen van het Gerechtshof Den Haag, maar voldeed niet aan zijn verplichtingen. De bewindvoerder diende op 22 november 2017 een verzoek in tot beëindiging van de regeling, omdat de schuldenaar zijn verplichtingen niet nakwam en er een boedelachterstand was ontstaan van € 12.621,-. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2018 werd vastgesteld dat de schuldenaar nog steeds niet de benodigde informatie had verstrekt en dat er geen verbetering was opgetreden in zijn situatie. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar tekortgeschoten was in zijn verplichtingen en dat dit tekortschieten zodanig was dat de schuldsaneringsregeling moest worden beëindigd. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 3.667,26, voor zover het boedelactief dit toelaat. De beslissing werd genomen in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP), die beoogt om personen in financiële problemen de kans te geven hun schulden te saneren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
Vonnis van 25 januari 2018
in de schuldsaneringsregeling van:
[schuldenaar]
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
wonende te [adres, postcode en woonplaats].
[Schuldenaar] zal hierna worden aangeduid als ‘schuldenaar’.

1.Verloop van de procedure

1.1
Ten aanzien van schuldenaar is bij vonnis van 16 oktober 2015 de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van, laatstelijk, mr. D. Nobel tot rechter-commissaris. V.T. Raats (Noordzij Insolventies), kantoorhoudende te Pijnacker, is benoemd tot bewindvoerder.
1.2
Bij arrest van 18 juli 2017 heeft het Gerechtshof Den Haag de looptijd van de schuld-saneringsregeling van schuldenaar verlengd met 6 maanden, derhalve tot 16 april 2019.
1.3
Op 22 november 2017 heeft de bewindvoerder een verzoek ingediend strekkende tot voortijdige beëindiging van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 350 van de Faillissementswet (Fw). Daartoe is aangevoerd dat schuldenaar ook na het arrest van 18 juli 2017 zijn verplichtingen niet nakomt. Schuldenaar heeft nagelaten stukken ten behoeve van het berekenen van het vrij te laten bedrag over te leggen. Het is de bewindvoerder niet bekend of schuldenaar fulltime werkzaam is, er worden geen sollicitatiebewijzen overgelegd en is sprake van een boedelachterstand. De rechter-commissaris heeft te kennen gegeven dit verzoek te ondersteunen.
1.4
Vooruitlopend op de mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 350 lid 2 Fw heeft de bewindvoerder de rechtbank bij schrijven van 4 januari 2018 geïnformeerd over de laatste stand van zaken. Hierin heeft de bewindvoerder bericht dat schuldenaar zijn informatieverplichting nog steeds onvoldoende nakomt en dat er sprake is van een geschatte boedelachterstand van € 12.621,-.
1.5
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 januari 2018. Bij die gelegenheid zijn verschenen: schuldenaar en de bewindvoerder.
1.6
De rechtbank heeft hierna vonnis bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
De rechtbank stelt bij de beoordeling van het verzoek tot tussentijdse beëindiging voorop dat uit de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) voor schuldenaar een aantal verplichtingen voortvloeit, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt er op neer dat personen die in een uitzichtloze financiële situatie terecht zijn gekomen, de kans moet worden geboden hun schulden te saneren en weer met een schone lei verder te gaan. Gelet hierop mag van de schuldenaar worden gevergd dat hij zich tot het uiterste inspant om te voldoen aan de op zijn rustende verplichtingen en dat hij daarnaast ook overigens niets zal doen of nalaten waardoor een juiste en voortvarende uitvoering van de door zijn gewenste schuldsanering kan worden belemmerd of gefrustreerd. Tegen deze achtergrond bepaalt de wet dan ook dat niet nakoming van één of meer van de verplichtingen kan leiden tot een voortijdige beëindiging van de regeling.
2.2
Het verzoek van de bewindvoerder is met name gebaseerd op het laten ontstaan en laten oplopen van de boedelachterstand en het niet verstrekken van informatie die onder meer nodig is om de inkomenssituatie (en een eventuele sollicitatieverplichting) van schuldenaar vast te stellen. Het niet-nakomen van de verplichting om al het meerdere boven het vrij te laten bedrag af te dragen, heeft reeds eerder aanleiding gegeven tot een verzoek tot tussentijdse beëindiging. Dit eerdere verzoek is toegewezen op 31 maart 2017 door de rechtbank, maar is bij arrest van 18 juli 2017 vernietigd, waarbij het gerechtshof Den Haag schuldenaar het voordeel van de twijfel heeft gegeven.
2.4
De rechtbank stelt vast dat schuldenaar na het arrest van 18 juli 2017 zijn verplichtingen wederom niet is nagekomen. Er ontbreken meerdere stukken die nodig zijn om de inkomenssituatie (en een eventuele sollicitatieverplichting) te bepalen en om het vrij te laten bedrag exact vast te stellen. Dit ondanks herhaalde verzoek daartoe van de bewindvoerder. Schuldenaar heeft alleen in juli 2016, juni 2017 en juli 2017 afgedragen aan de boedel, totaal een bedrag van € 1.084,64. Uit bankafschriften die na het arrest van het gerechtshof zijn ontvangen, is gebleken dat schuldenaar een hoger inkomen heeft ontvangen dan waarmee de bewindvoerder ten tijde van de zitting bij de rechtbank en het hof bekend was. De bewindvoerder heeft een herberekening gemaakt op basis van de netto inkomsten zoals die uit bankafschriften blijken en stelt vast dat sprake is van een geschatte boedelachterstand van € 12.621,86. De bewindvoerder aangevoerd dat uit de bankafschriften ook is gebleken dat schuldenaar een aantal maanden naast zijn inkomsten uit arbeid een volledige uitkering heeft ontvangen en dat er een grote kans bestaat dat de uitkeringsbedragen zullen worden teruggevorderd.
2.5
De rechtbank moet derhalve constateren dat na 18 juli 2017 geen verbetering is opgetreden in de nakoming van de op schuldenaar rustende verplichtingen. Het verweer dat schuldenaar zich volledig heeft gericht op het verkrijgen van een vast dienstverband en daardoor de rest heeft laten versloffen, maakt de beslissing niet anders. Schuldenaar wist dan wel behoorde te weten wat van hem werd verwacht. De verplichtingen zijn immers (opnieuw) aan de orde gekomen ter zitting van 24 februari 2017 bij de rechtbank, alsmede bij de zitting van 11 juli 2017 bij het gerechtshof. Het gerechtshof heeft bovendien in het arrest van 18 juli 2017 expliciet vermeld dat schuldenaar een laatste kans wordt geboden om de regeling tot een goed einde te brengen. Door schuldenaar wordt echter al maandenlang niet aan de boedel afgedragen en hij voorziet de bewindvoerder evenmin van benodigde informatie. De rechtbank is dan ook van oordeel dat schuldenaar is tekortgeschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichtingen en dat dit tekortschieten zodanig toerekenbaar is dat dit thans tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling dient te leiden. De omstandigheid dat de computer van schuldenaar defect is geraakt – hetgeen hij overigens niet voor oktober 2017 aan de bewindvoerder lijkt te hebben gemeld – maakt dit niet anders.
2.6
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de
bewindvoerder dient te worden toegewezen en de onderhavige schuldsaneringsregeling
dient te worden beëindigd.
2.7
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en het bedrag van de door deze
gemaakte kosten vaststellen. Het is de rechtbank gebleken dat er geen baten
beschikbaar zijn om vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen, zodat verificatie
van vorderingen en het opmaken van een uitdelingslijst achterwege blijft.

3.De beslissing:

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [schuldenaar] voornoemd;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 3.667,26 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting) voor zover het boedelactief dit toelaat;
- geeft opdracht aan de bewindvoerder om het resterende actief - na voldoening van het salaris van de bewindvoerder en de kosten - te verdelen onder de crediteuren.
Gewezen door mr. R. Cats en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 januari 2018 in aanwezigheid van A.M.C. van der Zwan, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.