ECLI:NL:RBDHA:2018:13828
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M.M. Meijers
- J.C. de Grauw
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 november 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Verzoekster had op 26 april 2018 een aanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op tijdelijke humanitaire gronden. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat uitzetting achterwege zou blijven totdat op het bezwaarschrift was beslist.
Tijdens de zitting op 6 november 2018 zijn zowel verzoekster als verweerder niet verschenen. De voorzieningenrechter overwoog dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter constateerde dat er geen geschil was over de uitzetting van verzoekster en besloot het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat de uitzetting van verzoekster werd verboden totdat er een beslissing op het bezwaarschrift was genomen.
Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 501,-, en werd het beroep op betalingsonmacht ten aanzien van het griffierecht gehonoreerd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld.