Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[erflaatster],
,
,
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 februari 2018, met 21 producties;
- de conclusie van antwoord, met 2 producties;
- het tussenvonnis van 2 mei 2018, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- de akte uitlating aan de zijde van [eiseres] van 30 augustus 2018;
- de brief van 10 september 2018 van de zijde van [gedaagde] , met producties 3 en 4, voorzien van een toelichting;
- de incidentele conclusie tot voeging van de zijde van [A sr.] ;
- het proces-verbaal van comparitie van 9 oktober 2018.
2.De feiten
3.Het geschil
primairde vaststelling van de verdeling van de nalatenschap, waarbij aan [A sr.] een bedrag van € 72.334,-- en aan [gedaagde] een bedrag van € 24.111,33 toekomt, dan wel (iii)
subsidiairde vaststelling van de verdeling in goede justitie, (iv) een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
4.De beoordeling
bevoegdheid executeur
het wenselijk zou zijn dat de familie [A] persoonlijke spullen van hun overleden zuster/tante uit de woning kunnen halen, zodat de huur opgezegd kan worden”. Een sommatie kan hierin niet worden gelezen.