ECLI:NL:RBDHA:2018:13894
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Jemenitische nationaliteit hebbende man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 30 oktober 2018 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat de behandeling van zijn asielaanvraag in Spanje zeer slecht was en dat hij daar mishandeld was door bewakers in het asielzoekerscentrum. Eiser voerde aan dat hij niet de benodigde medische zorg voor zijn astma had gekregen en dat hij bij terugkeer naar Spanje geen opvang zou krijgen. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten zich aan hun internationale verplichtingen houden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de Spaanse autoriteiten niet in staat zouden zijn om zijn asielaanvraag op een correcte manier te behandelen. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden in Spanje, zoals door eiser gesteld, niet voldoende onderbouwd waren en dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorg die hij daar zou ontvangen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.