ECLI:NL:RBDHA:2018:13894

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
NL18.18952
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Jemenitische nationaliteit hebbende man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 30 oktober 2018 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat de behandeling van zijn asielaanvraag in Spanje zeer slecht was en dat hij daar mishandeld was door bewakers in het asielzoekerscentrum. Eiser voerde aan dat hij niet de benodigde medische zorg voor zijn astma had gekregen en dat hij bij terugkeer naar Spanje geen opvang zou krijgen. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten zich aan hun internationale verplichtingen houden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de Spaanse autoriteiten niet in staat zouden zijn om zijn asielaanvraag op een correcte manier te behandelen. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden in Spanje, zoals door eiser gesteld, niet voldoende onderbouwd waren en dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorg die hij daar zou ontvangen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.18952

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Berends),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J. Balfoort).

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2018.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. el Helali. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1983 en de Jemenitische nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 18 juli 2018 een asielaanvraag ingediend. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 1 juni 2018 in Spanje een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft de Spaanse autoriteiten op 25 juli 2018 op grond van Verordening (EU) 604/2013 (hierna: Dublinverordening) verzocht om eiser terug te nemen. Op 7 augustus 2018 hebben de Spaanse autoriteiten op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening hiermee ingestemd.
2. Eiser betoogt dat verweerder ten aanzien van Spanje ten onrechte is uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de asielaanvraag niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich heeft getrokken. Hij voert daartoe aan dat de behandeling in Spanje zeer slecht was, dat hij in Spanje door bewakers van het asielzoekerscentrum is mishandeld en dat hij niet de benodigde medische behandeling voor zijn astma heeft gekregen. Voorts voert eiser aan dat het niet onaannemelijk is dat hij bij terugkeer naar Spanje geen opvang zal krijgen. Hij verwijst daartoe naar het ‘Country Report: Spain, 2017 Update’ van Asylum Information Database (hierna: AIDA). Voorts heeft hij verklaard dat zijn tijdelijke verblijfskaart in Malaga is ingetrokken en dat hij geen asiel heeft gekregen. Dit terwijl verweerder het beleid hanteert dat in Jemen sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw). Eiser betoogt verder dat het geen zin heeft bij de Spaanse autoriteiten te klagen, nu het juist die autoriteiten zijn die handelen in strijd met de Europese richtlijnen.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Verweerder mag op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel ervan uitgaan dat de autoriteiten van Spanje zich houden aan hun internationale verplichtingen. Bij dreigende schending geldt het uitgangspunt dat daarover geklaagd kan worden bij de Spaanse autoriteiten. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Spanje een risico loopt op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM.
3.2
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd. Uit het aangehaalde stuk uit het “Country Report: Spain, 2017 Update” van AIDA blijkt niet dat Dublinclaimanten geconfronteerd worden met obstakels bij het hervatten van de asielprocedure. In het stuk is juist vermeld dat zolang de asielzoeker verblijft op de officiële “asylum reception places” zij toegang hebben tot alle voorzieningen. Dat eiser na terugkeer geen toegang heeft tot de voorzieningen omdat hij vrijwillig uit Spanje is vertrokken, volgt naar het oordeel van de rechtbank niet uit dit stuk. Weliswaar zijn een aantal categorieën personen vermeld die in de praktijk van het systeem zouden zijn afgesloten, maar daar zijn personen die op grond van de Dublinverordening worden overgedragen, niet bij genoemd. Daarnaast hebben de Spaanse autoriteiten middels het claimakkoord gegarandeerd eisers asielaanvraag overeenkomstig de verdragsverplichtingen in behandeling te zullen nemen. Derhalve valt niet in te zien dat eiser bij terugkeer naar Spanje geen opvang zal krijgen. Voorts hebben de Spaanse autoriteiten de claim geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. Gelet daarop hebben de Spaanse autoriteiten dus nog niet op het asielverzoek van eiser beslist. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat er sprake zou zijn van indirect refoulement. De omstandigheid dat verweerder het beleid hanteert dat in Jemen sprake is van een uitzonderlijke situatie doet daar dan ook niet aan af.
Ook de omstandigheden dat, naar eiser heeft gesteld, de behandeling in Spanje slecht zou zijn en dat hij in het asielzoekerscentrum zou zijn mishandeld, maken niet dat er sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen. Bovendien heeft eiser deze stellingen niet met stukken onderbouwd. Indien eiser van mening is dat Spanje zich niet houdt aan de Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en/of de Procedurerichtlijn is het, volgens vaste jurisprudentie van het EHRM in beginsel aan hem om hierover te klagen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten dan wel geëigende instanties (zie het arrest van 2 december 2008, K.R.S. tegen het Verenigd Koninkrijk, JV 2009/41). Niet is gebleken dat de autoriteiten van Spanje eiser niet zouden kunnen of willen helpen. De enkele stelling dat het geen zin heeft om bij de Spaanse autoriteiten hierover te klagen, omdat het juist de Spaanse autoriteiten zijn die in strijd met de richtlijnen handelen, is daartoe onvoldoende.
Verweerder heeft er terecht op gewezen dat uit de stukken die eiser heeft overgelegd niet blijkt dat hij een specialistische behandeling krijgt of nodig heeft en dat voorts ervan uit moet worden gegaan dat Spanje dezelfde medische verzorgingsmogelijkheden heeft. Niet is gebleken dat Nederland het meest aangewezen land is om eiser te behandelen. Voor zover eiser heeft gesteld dat hij in Spanje geen medische behandeling voor zijn astma heeft gekregen, wordt overwogen dat eiser dit niet met stukken heeft onderbouwd.
3.3
Gelet op voorgaande heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat verweerder ten aanzien van Spanje niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In hetgeen eiser heeft aangevoerd heeft verweerder voorts geen aanleiding hoeven zien de behandeling van de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.