In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 15 oktober 2018 is afgewezen, waarbij aan eiser ook een inreisverbod van twee jaar is opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en is op 30 oktober 2018 ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk.
Eiser heeft aangevoerd dat hij Marokko heeft verlaten vanwege een gebrek aan huisvesting en financiële middelen, en dat hij in Marokko te maken heeft gehad met politiegeweld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn identiteit en herkomst, waardoor zijn claims niet konden worden vastgesteld. De rechtbank heeft de stelling van eiser dat Marokko niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, verworpen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op goede gronden de aanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, en dat het inreisverbod rechtmatig is opgelegd.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend.