ECLI:NL:RBDHA:2018:14200
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van middelenvereiste en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar echtgenoot, referent, in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen op basis van het argument dat referent niet duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen van bestaan beschikte, aangezien hij een uitkering ontving op grond van de Participatiewet. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat het beleid van verweerder ten aanzien van het middelenvereiste onredelijk is, vooral voor personen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn.
De rechtbank heeft overwogen dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat eiseres geen rechtmatig verblijf in Nederland had en er geen objectieve belemmeringen waren om het gezinsleven buiten Nederland uit te oefenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat referent niet voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van het middelenvereiste en dat de door eiseres overgelegde documenten, waaronder een arbeidscontract van referent, niet relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag, omdat deze na het bestreden besluit zijn ingediend. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.