ECLI:NL:RBDHA:2018:14202
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van uitstel van vertrek op basis van medische omstandigheden en bewijs van identiteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die stelt de Egyptische nationaliteit te hebben, had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat hij medische zorg nodig heeft. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris, die zich baseerde op een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA). Dit advies concludeerde dat, hoewel de eiser diabetes mellitus type 1 heeft en vermoedelijk lijdt aan een post-traumatische stressstoornis (PTSS), de noodzakelijke medische zorg in Egypte beschikbaar is en dat er geen medische noodsituatie te verwachten is bij het uitblijven van behandeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen originele documenten heeft overgelegd die zijn identiteit en nationaliteit kunnen aantonen. Hierdoor kon hij niet aannemelijk maken dat de noodzakelijke medische zorg in Egypte niet toegankelijk is. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor de toegankelijkheid van medische zorg bij de eiser ligt en dat het beleid van de Staatssecretaris, dat vereist dat de identiteit met originele documenten moet worden aangetoond, niet kennelijk onredelijk is. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen.
De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van identiteit en nationaliteit in asielprocedures en de rol van medische adviezen in de besluitvorming van de Staatssecretaris. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.