ECLI:NL:RBDHA:2018:14205
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- L.H. Walller
- S. Leijen - Westra
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser in het kader van de Dublinverordening en de opvangsituatie in Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Nigeriaanse eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 11 juli 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel in Nederland, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser voerde aan dat hij niet naar Italië kon worden teruggestuurd vanwege ernstige structurele tekortkomingen in de Italiaanse asielprocedure en opvangvoorzieningen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat er in Italië geen sprake was van deze tekortkomingen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet alleen de situatie voor gezinnen met minderjarige kinderen moest onderzoeken, maar ook de bredere gevolgen van het decreet van de Italiaanse autoriteiten dat de toegang tot opvanglocaties beperkte. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.503,-.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de opvangsituatie in Italië en de rechten van asielzoekers, in het bijzonder in het licht van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de verzoeken van de eiser om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het beroep gegrond was verklaard en het bestreden besluit werd vernietigd.