ECLI:NL:RBDHA:2018:14258
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Sluiting van horeca-inrichting wegens obstructie van politie-ambtenaren
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 november 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de horeca-inrichting Club Caesar, die door de burgemeester van Delft voor zes maanden was gesloten. De sluiting volgde op een incident op 28 oktober 2018, waarbij personeel van de horeca-inrichting de toegang tot het pand weigerde aan politie-ambtenaren na een geweldsincident. De burgemeester baseerde zijn besluit op het Handhavingsscenario Horeca 2015 van de gemeente Delft, dat bepaalt dat bij obstructie van politie- en brandweerfunctionarissen de burgemeester bevoegd is om een horeca-inrichting te sluiten.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De rechter concludeerde dat de weigering van toegang door het personeel van de horeca-inrichting in strijd was met de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Delft, die vereist dat de exploitant ervoor zorgt dat politie-ambtenaren onbelemmerd toegang hebben. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de sluiting van zes maanden niet onredelijk werd geacht, gezien de ernst van de obstructie en het belang van de openbare orde.
De uitspraak benadrukt dat de exploitant verantwoordelijk is voor het handelen van het personeel, ook als hij zelf niet aanwezig is. De rechter nam in overweging dat het belang van de openbare orde zwaarder weegt dan de financiële belangen van de horeca-inrichting. De voorzieningenrechter gaf aan dat indien verzoekster in de bezwaarfase kan aantonen dat de sluiting leidt tot een onredelijk groot omzetverlies, de burgemeester in zijn beslissing op bezwaar moet motiveren of de sluitingsduur evenredig is in het geval van een dreigend faillissement.