ECLI:NL:RBDHA:2018:14270

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1919
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid van bewijs en oplegging van bestuurlijke boete in het bestuursrecht

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 13 november 2018, staat de rechtsgeldigheid van het door de Inspectie Leefomgeving en Transport verkregen bewijs centraal. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.S. Kikkert, heeft een bestuurlijke boete van € 4.400 opgelegd gekregen wegens overtreding van het Arbeidstijdenbesluit vervoer. De boete is opgelegd na een controle op 9 november 2016, waarbij een manipulatiemiddel in de vrachtwagen van eiseres werd aangetroffen. Eiseres heeft tegen het besluit van de verweerder, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de inspecteur, die de controle uitvoerde, een bijzonder opsporingsambtenaar is en voldoende deskundigheid heeft om de controle uit te voeren. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van het bewijs en stelde dat er geen gegrond vermoeden van fraude was, maar de rechtbank oordeelde dat de inspecteur voldoende aanwijzingen had om nader onderzoek te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, omdat de bevindingen van de inspecteur voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van overtredingen van de relevante wetgeving.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de verweerder. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/1919

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2018 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.S. Kikkert),
en
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat;Inspectie Leefomgeving en Transport;ILT; Bureau Bestuurlijke Boete, verweerder
(gemachtigde: mr. H.J. 't Hart).

Procesverloop

Bij besluit van 4 september 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een bestuurlijke boete opgelegd van € 4.400,00.
Bij besluit van 1 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2018.
Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en E.G. Rozenbrand.

Overwegingen

1. Op 9 november 2016 rond 14:05 uur is door een inspecteur van de Inspectie Leefomgeving en Transport, Domein Rail en Wegvervoer (de inspecteur) een vrachtwagen van eiseres met kenteken [kenteken] die werd bestuurd door een chauffeur/werknemer van eiseres gecontroleerd.
2. Naar aanleiding van deze controle is aan eisers bij primair besluit een boete van
€ 4.400 opgelegd wegens overtreding van artikel 2.4:13, tweede lid van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv) in samenhang met artikel 32, derde lid van de Verordening EU nr. 165/2014 aangezien de inspecteur heeft geconstateerd dat in de vrachtwagen een manipulatiemiddel aanwezig was waarmee de werking van de tachograaf gemanipuleerd kan worden.
3. Eiseres heeft tegen het primaire besluit een bezwaarschrift ingediend. Bij beslissing op bezwaar van 1 februari 2018 is het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard.
4. Tussen partijen is in geschil of het door verweerder verkregen bewijs rechtmatig is verkregen en daarmee of de boete van € 4.400 terecht aan eiseres is opgelegd.
5. Eiseres heeft in beroep, kort samengevat, aangevoerd dat er het door de Inspectie uitgevoerde onderzoek onrechtmatig is aangezien een vervoermiddel overeenkomstig artikel 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen mag worden onderzocht en niet doorzocht. Alleen wanneer er een gegrond vermoeden van fraude is mag een voertuig worden doorzocht. Het enkele feit dat het stroomgebruik van de tachograaf hoger was dan gebruikelijk, levert geen grond op voor een vermoeden van fraude. Verder voert eiseres aan dat het door verweerder aangedragen bewijs onvoldoende is. De betreffende inspecteur is (onvoldoende) ter zake kundig om technische conclusies te kunnen trekken. Deze conclusies worden bovendien niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Eiseres concludeert tot vernietiging van de boete.
Wettelijk kader
6. Artikel 2.4:13, tweede lid van de Abtv bepaalt dat voor zover verordening (EG) nr. 561/2006 van toepassing is, het verboden is te handelen in strijd met de artikelen 1, eerste lid, tweede alinea, 3, eerste lid, 27, 29, tweede lid, 32, eerste tot en met vierde lid, 33, eerste en tweede lid, 34, behoudens het derde lid, onder b, tweede alinea, 35, 36, eerste en tweede lid, 37, eerste lid, eerste volzin en tweede lid van verordening (EU) nr. 165/2014.
7. Artikel 32 van de verordening EU nr 165/2014 luidt voor zover van belang als volgt:
“1. Vervoersondernemingen en bestuurders zorgen ervoor dat digitale tachografen en bestuurderskaarten correct werken en correct worden gebruikt. Vervoersondernemingen en bestuurders die gebruikmaken van analoge tachografen, zorgen ervoor dat deze correct werken en dat de registratiebladen correct wordt gebruikt. (…)
3. Het is verboden gegevens op het registratieblad, op de tachograaf of op de bestuurderskaart opgeslagen gegevens, of afdrukken van de tachograaf te vervalsen, te verbergen, uit te wissen of te vernietigen. Manipulatie van de tachograaf, het registratieblad of de bestuurderskaart die kan leiden tot het vervalsen, uitwissen of vernietigen van de gegevens en/of afgedrukte informatie is verboden. In het voertuig mag geen voorziening aanwezig zijn die met dit doel kan worden gebruikt.”
8. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid van de Abtv levert het niet naleven van artikel 2.4:13, tweede lid een overtreding op, welke ingevolge bijlage 1 van de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer beboet wordt met € 4.400.
Inhoudelijk
9. Verweerder heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de inspecteur een bijzonder opsporingsambtenaar is, speciaal geschoold om controles op (het gebruik van) de tachograaf uit te voeren en zelf ook gecertificeerd tachograaf-inbouwer. Eiseres heeft haar stelling dat de inspecteur niet voldoende technisch onderlegd is om de controle uit te voeren niet gemotiveerd. De rechtbank passeert die stelling dan ook.
Verweerder heeft een boeterapport overgelegd. Hieruit volgt dat de onder 1 genoemde vrachtwagen op de onder 1 genoemde datum is gecontroleerd. Bij deze controle heeft de inspecteur de print-out van de technische data geraadpleegd. Deze print out is overgelegd in de bijlage bij het boeterapport. Ter zitting heeft de inspecteur de print out nader toegelicht. Op deze print-out staat de datum 4 september 2012 vermeldt als kalibratiedatum van de tachograaf bij [BV.] BV. Op de print-out is leesbaar dat op 8 september 2014 de tachograaf opnieuw geactiveerd is en een nieuwe pulsgever werd geïnstalleerd. Ter zitting heeft de inspecteur verklaard dat een nieuwe pulsgever normaal gesproken wordt geïnstalleerd indien de originele pulsgever kapot is. Er zijn in dat geval foutcodes zichtbaar op de print-out. Op de betreffende print-out staan echter geen foutcodes in de periode voor 8 september 2014. Ook heeft de inspecteur bij de controle de voertuigunit (VU) uit de houder genomen en onderzocht op sporen van inbreuk en integriteit. Hiervan was geen sprake. De bedrading aan de achterzijde van de VU is aangesloten op een multimeter waarna het stroomgebruik is afgelezen. Hierbij werden waarden afgelezen van 14,0 mA en na 1 minuut in de stroomspaarstand 5,5 mA. De niet door eiseres bestreden verwachte waarden bij dit type tachograaf betreffen 12,5 mA en 4,4 mA na 1 minuut in de stroomspaarstand.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hiervoor omschreven bevindingen van de inspecteur ruim voldoende om verdenking van overtreding van de hiervoor onder 7 genoemde bepalingen door eiseres te laten ontstaan zodat verweerder terecht de conclusie heeft getrokken dat er aanleiding was om nader onderzoek te laten verrichten naar de werking van de tachograaf. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden bij een erkende en gespecialiseerde garage van het merk Daf in aanwezigheid van een gecertificeerde buitengewoon opsporingsambtenaar. Van een inbreuk op artikel 5:19 Awb is geen sprake immers bij het onderzoek tijdens de controle, waarvan de resultaten hiervoor zijn vermeld, was geen sprake van het doorzoeken van de vrachtauto. Dat de vrachtauto bij de Daf garage grondiger is onderzocht doet aan het voorgaande niets af aangezien de resultaten van het eerste onderzoek door de inspecteur voldoende aanleiding gaven om nader onderzoek te laten verrichten.
10. Tijdens het nadere onderzoek is geconstateerd dat de oorspronkelijk gekoppelde pulsgever in het voertuig aanwezig was. Na uitname van de pulsgever bleek de behuizing beschadigd te zijn. Na opening van de pulsgever is geconstateerd dat het binnenwerk van het moederbord niet meer origineel was. Er was een tweede circuit board op aangesloten. Bij het verdere onderzoek naar de tachograafinstallatie werd een aftapping van de niet meer originele kabelboom aangetroffen. In het dashboard werd een kastje aangetroffen waarin zich elektronica bevond. Dit betrof een 433 MHz zender bedoeld om met een afstandsbediening de tachograaf aan of uit te zetten. Bovengenoemde constateringen zijn door eiseres niet bestreden.
11. Namens eiseres is ter zitting verklaard dat de hoogte van de boete niet meer in geschil is. Gelet op hetgeen is overwogen onder 9 en 10 is naar het oordeel van de rechtbank de boete terecht aan eiseres opgelegd. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
13 november 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.