In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 13 november 2018, staat de rechtsgeldigheid van het door de Inspectie Leefomgeving en Transport verkregen bewijs centraal. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.S. Kikkert, heeft een bestuurlijke boete van € 4.400 opgelegd gekregen wegens overtreding van het Arbeidstijdenbesluit vervoer. De boete is opgelegd na een controle op 9 november 2016, waarbij een manipulatiemiddel in de vrachtwagen van eiseres werd aangetroffen. Eiseres heeft tegen het besluit van de verweerder, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de inspecteur, die de controle uitvoerde, een bijzonder opsporingsambtenaar is en voldoende deskundigheid heeft om de controle uit te voeren. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van het bewijs en stelde dat er geen gegrond vermoeden van fraude was, maar de rechtbank oordeelde dat de inspecteur voldoende aanwijzingen had om nader onderzoek te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, omdat de bevindingen van de inspecteur voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van overtredingen van de relevante wetgeving.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de verweerder. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.