ECLI:NL:RBDHA:2018:14566

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4419
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag duurzaam verblijf EU-recht wegens gebrek aan rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en eiseres, een Bulgaarse nationaliteit houdende vrouw, die een aanvraag had ingediend voor een document 'duurzaam verblijf burgers van de Unie'. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet kon aantonen dat zij gedurende vijf jaar onafgebroken en rechtmatig verblijf in Nederland had gehad. Eiseres had eerder, op 8 januari 2018, een bevestiging ontvangen dat haar aanvraag was ingewilligd, maar deze beslissing werd op 13 februari 2018 ingetrokken, omdat het een ambtelijke misslag betrof. Eiseres was het niet eens met de afwijzing en stelde dat verweerder ten onrechte had afgezien van het horen in de bezwaarfase en dat er sprake was van schending van het beginsel van rechtszekerheid.

De rechtbank overwoog dat eiseres bij het indienen van haar aanvraag al op de hoogte was van het feit dat zij niet voldeed aan de vereisten voor het verkrijgen van het document, aangezien haar rechtmatig verblijf in Nederland niet was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van strijd met het beginsel van rechtszekerheid of schending van het vertrouwensbeginsel, omdat het verblijfsrecht van eiseres gebaseerd was op het EU-gemeenschapsrecht en niet door verweerder werd toegekend, maar enkel werd getoetst.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat eiseres geen nadere gronden had ingediend in de bezwaarfase en dat verweerder terecht had kunnen afzien van het horen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/4419

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 14 februari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag tot afgifte van een document ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’ afgewezen.
Bij besluit van 16 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1961 en heeft de Bulgaarse nationaliteit. Op 25 november 2017 heeft eiseres een aanvraag tot afgifte van een document duurzaam verblijf op grond van EU-gemeenschapsrecht ingediend. Op 8 januari 2018 is zij in kennis gesteld dat zij dit document kon ophalen. Op 13 februari 2018 is deze beslissing van 8 januari 2018 ingetrokken.
2. Verweerder meent dat de inwilliging van 8 januari 2018 berust op een ambtelijke misslag, en heeft op 14 februari 2018 de aanvraag alsnog afgewezen. Dit besluit is bij beschikking van 16 mei 2018 bevestigd. De reden voor de afwijzing is gelegen in het feit dat eiseres niet heeft aangetoond gedurende vijf jaar onafgebroken en rechtmatig verblijf te hebben gehad.
3. Eiseres kan zich met deze beslissing niet verenigen en meent dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van horen in de bezwaarfase, nu het bestreden besluit een algemene motivering inhoudt die niet toegespitst is op de specifieke situatie van eiseres. Dit klemt temeer nu eiseres heeft verzocht om uitstel van het indienen van de bezwaargronden en dit verzoek door verweerder niet is bevestigd. Eiseres meent voorts dat verweerder door het intrekken van de verblijfsvergunning in strijd met het beginsel van rechtszekerheid heeft gehandeld. Immers is binnen een kort tijdsbestek de verblijfsvergunning verstrekt en vervolgens weer ingetrokken.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Eiseres heeft op 25 oktober 2017 een verzoek ingediend om afgifte van een document voor duurzaam verblijf op grond van het EU-gemeenschapsrecht.
Op 22 september 2017 is echter met de uitspraak in hoger beroep van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) in rechte vast komen te staan dat eiseres nimmer rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad. De aanvraag van eiseres van 25 oktober 2017 ziet op de afgifte van een document voor personen die vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf in Nederland hebben gehad. Eiseres wist dus al bij indienen van de aanvraag dat zij niet in aanmerking kon komen voor het gevraagde document. Dat verweerder op 8 januari 2018 eiseres heeft bericht dat het gevraagde document verstrekt zou worden kan dan ook niet anders dan als een evidente fout worden gezien. Verweerder heeft eiseres hier ook binnen korte tijd, namelijk op 13 februari 2018 van op de hoogte gesteld.
4.2
De rechtbank overweegt dat er ingeval van eiseres ook geen sprake kan zijn van strijd met het beginsel van rechtszekerheid of schending van het vertrouwensbeginsel. Het al dan niet rechtmatige verblijf van eiseres is immers gebaseerd op het gemeenschapsrecht en declaratoir van aard. Het is niet aan verweerder om dit verblijfsrecht toe te kennen, verweerder toetst slechts of er aan de vereisten van rechtmatig verblijf op grond van het EU recht is voldaan en verstrekt vervolgens een document. De rechtbank merkt op dat ook zonder deze toets sprake kan zijn van rechtmatig verblijf. Van het intrekken van een vergunning is dan ook geen sprake. De beroepsgrond faalt.
4.3
Verder klaagt eiseres dat zij ten onrechte niet gehoord zou zijn. De rechtbank overweegt dat ingevolge vaste jurisprudentie van een kennelijk ongegrond bezwaar sprake is indien aan de hand van de inhoud van het bezwaarschrift, in samenhang met hetgeen in eerste instantie door de vreemdeling is aangevoerd en met de motivering van de primaire beslissing, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Onbetwist staat vast dat eiseres geen nadere gronden heeft ingediend in bezwaar. Zij had daartoe een uitstelverzoek ingediend van twee weken. Binnen deze termijn heeft zij geen gronden ingediend en niet valt in te zien waarom verweerder niet zes weken na het verzoek om uitstel een besluit heeft kunnen nemen. Het argument van eiseres dat zij in bezwaar geen nadere gronden heeft ingediend omdat verweerder het uitstelverzoek niet heeft bevestigd, wordt door de rechtbank niet gevolgd. In het verzoek op uitstel staat immers expliciet vermeld dat er zonder tegenbericht vanuit wordt gegaan dat verweerder akkoord gaat met het verlenen van uitstel. Het feit dat eiseres geen aanvullende gronden in bezwaar heeft ingediend, dient dus voor rekening en risico van eiseres te blijven. De rechtbank is in dit geval dan ook van oordeel dat verweerder heeft kunnen afzien van het horen in de bezwaarfase.
5. Gelet op het voorgaande, is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon-Overdijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.