ECLI:NL:RBDHA:2018:14570
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster, die in het bezit was van een V-nummer. De verzoekster had eerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ingetrokken op basis van tijdelijke humanitaire gronden. De aanvraag voor een nieuwe verblijfsvergunning onder niet-tijdelijke humanitaire gronden was afgewezen. Hierop heeft de verzoekster bezwaar gemaakt, wat door de Staatssecretaris ongegrond werd verklaard. Vervolgens heeft de verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op haar beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek om voorlopige voorziening niet ontvankelijk is, omdat het connexiteitsvereiste niet meer wordt voldaan. Dit is het gevolg van de uitspraak in een andere procedure (zaaknummer AWB 18/4504), waarin het beroep van de verzoekster ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld.