ECLI:NL:RBDHA:2018:14688

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
12 december 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 7369
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van APK-erkenning wegens gebruik van verkeerde pincode door keurmeester

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en verweerder, de Dienst Wegverkeer (RDW). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij de erkenning voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg voor een periode van 9 weken was ingetrokken. Dit besluit volgde op een steekproefherkeuring waarbij een overtreding van categorie III was geconstateerd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de keurmeester, die de afmelding van het voertuig had gedaan, niet aanwezig was tijdens de steekproef en dat de afmelding was gedaan met gebruik van diens pincode, wat in strijd is met de geldende regels.

De voorzieningenrechter overwoog dat de RDW bevoegd was om de erkenning in te trekken, omdat de keurmeester niet aanwezig was en de pincode strikt persoonlijk is. Eiseres betoogde dat de afmelding per ongeluk was gedaan door een andere keurmeester, die ook over keuringsbevoegdheid beschikte. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat dit niet afdoet aan de verplichtingen van eiseres als erkenninghouder. De voorzieningenrechter concludeerde dat de intrekking van de erkenning voor 9 weken niet onevenredig was en dat het bestreden besluit de toets in rechte kon doorstaan.

De uitspraak leidde tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen en het beroep ongegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van de naleving van de regels omtrent de afmelding van voertuigen en de verantwoordelijkheden van erkenninghouders.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 18/7369 en 18/7370
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 december 2018 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A. Alciyan),
tegen

[verweerder], verweerder

(gemachtigde: mr. E. Aktas).

Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten de erkenning voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg voor 9 weken in te trekken.
Bij besluit van 31 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (AWB 18/7370). Voorts heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (AWB 18/7369).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2018. Eiseres is vertegenwoordigd door de gemachtigde. Voorts was aanwezig [persoon X]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1 Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2.1
Op 12 juli 2018 heeft tijdens de uitvoering van het toezicht op de APK-erkenning een steekproefherkeuring plaatsgevonden van een voertuig waarbij een overtreding categorie III is geconstateerd. Tijdens de steekproefcontrole is gebleken dat keurmeester [keurmeester] niet aanwezig was terwijl bij de afmelding gebruik is gemaakt van diens pincode. Verder is gebleken dat er in het geval van eiseres de afgelopen 30 maanden eerder een overtreding is geconstateerd.
2.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder de erkenning voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg voor 9 weken ingetrokken wegens een overtreding van categorie voertuigen III, te weten artikel 21, tweede lid, van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK (Regeling). Omdat er in de afgelopen 30 maanden eerder een overtreding categorie I is geconstateerd is verweerder overgegaan tot een intrekking van de erkenning voor de duur van 9 weken.
2.3
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de in het primaire besluit ingenomen standpunten gehandhaafd en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
3.1
Ingevolge artikel 87, tweede lid, onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 kan de Dienst Wegverkeer een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend in strijd handelt met een of meer andere uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
3.2
Ingevolge artikel 21, tweede lid van de Regeling wordt ten behoeve van het afmelden van een voertuig als bedoeld in artikel 30 door middel van datacommunicatie, aan de keurmeester een pincode verstrekt. Deze pincode is strikt persoonlijk.
3.3
In artikel 31, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Regeling is opgenomen dat aan een steekproef alle medewerking wordt verleend en de ter zake door de Dienst Wegverkeer gegeven aanwijzingen in acht worden genomen. Onder alle medewerking wordt in ieder geval verstaan dat bij uitsluiting de keurmeester die het voertuig aan een keuring heeft onderworpen, aanwezig is vanaf het moment dat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan en zelf feitelijke assistentie verleent bij het uitvoeren van de steekproef.
4 Bij het toezicht op keuringen en het opleggen van sancties hanteert de RDW beleidsregels die zijn neergelegd in de Toezichtbeleidsbrief van, ten tijde van belang, 1 april 2018, welke aan elke erkenninghouder en keurmeester bekend zijn gemaakt. Volgens paragraaf 4.5 heeft de RDW mogelijke overtredingen ondergebracht in vier categorieën, te weten I tot en met IV, waarbij categorie I de lichtere overtredingen en categorie IV de zwaarst mogelijke overtredingen bevat. De hoogte van een sanctie wordt in beginsel bepaald door de categorie waarin een overtreding wordt ingedeeld. In de Toezichtbeleidsbrief wordt het onbevoegd gebruiken van een pincode aangemerkt als een categorie III-overtreding.
5 Eiseres heeft betoogd dat [persoon X] – de feitelijke keurmeester - per ongeluk het voertuig heeft afgemeld met de pincode van [keurmeester], die nog in de computer geregistreerd stond. Dit terwijl [persoon X] zelf over keuringsbevoegdheid en een eigen persoonlijke pincode beschikt. Dit is derhalve een kennelijke vergissing geweest. [persoon X] was als keurmeester aanwezig tijdens de steekproef en derhalve is van overtreding van artikel 31, vijfde lid, aanhef en onder a van de Regeling geen sprake. De opgelegde intrekking is onevenredig, temeer nu eiseres voor een groot deel afhankelijk is van inkomsten door APK-keuringen en door de intrekking imago-schade zal optreden.
6 De voorzieningenrechter overweegt dat niet in geschil is dat het voertuig is afgemeld met gebruikmaking van de persoonsgebonden pincode van een keurmeester die niet aanwezig was vanaf het moment dat de mededeling is gedaan.
Daarbij geldt dat verweerder omwille van de uitvoerbaarheid en de effectiviteit van de door hem te verrichten controle op de kwaliteit van de keuringen in beginsel uit mag gaan van de juistheid van de door de erkenninghouder en keurmeester in het datacommunicatiesysteem ingevoerde gegevens. Volgens het geautomatiseerde afmeldsysteem heeft [keurmeester] het voertuig afgemeld. Derhalve mocht verweerder er eveneens van uitgaan dat [keurmeester] de keurmeester was die het voertuig heeft gekeurd. Nu deze keurmeester niet aanwezig was op het moment dat de steekproefcontroleur in de garage aanwezig was, betoogt de RDW terecht dat verweerster heeft gehandeld in strijd met artikel 31, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Regeling.
Dit leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat verweerder bevoegd was om de APK-erkenning van eiseres in te trekken.
Vervolgens ligt ter beoordeling aan de voorzieningenrechter de vraag voor of verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Daarbij is van belang dat verweerder bij de uitoefening van deze bevoegdheid over beleidsvrijheid beschikt, waardoor de voorzieningenrechter de invulling van die bevoegdheid met enige terughoudendheid moet toetsen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat intrekking van de keuringsbevoegdheid van verzoeker en de APK-erkenning van eiseres voor (in totaal) 9 weken in dit geval niet als onevenredig kan worden aangemerkt. Verweerder heeft geen doorslaggevende betekenis hoeven toe te kennen aan de gestelde omstandigheid dat [persoon X] ook daadwerkelijk de keuring heeft verricht, doch per ongeluk gebruik heeft gemaakt van de pincode van [keurmeester]. Het doel van het strikt persoonlijk houden van de pincode is er voor zorg te dragen dat de keurmeester die de APK bij het voertuig uitvoert ook met (de eigen) code het voertuig afmeldt en dat wordt voorkomen dat onbevoegde personen voertuigen afmelden. Daar komt bij dat [persoon X] heeft verklaard dat hij niet alleen bij vergissing de pincode van [keurmeester] heeft gebruikt bij de afmelding, maar vervolgens ook het keuringsrapport heeft ondertekend terwijl daarop [keurmeester] als keurmeester stond vermeld. Dat [persoon X] zelf ook keuringsbevoegdheid heeft en eiseres niet lijkt te zijn bevoordeeld door deze gang van zaken, doet er niet aan af dat op eiseres als erkenninghouder de plicht rust te ervoor zorg te dragen dat zowel de juiste pincode wordt gebruikt als de juiste keurmeester staat vermeld op het keuringsrapport.
7 Op grond van het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit de toets in rechte kan doorstaan. Het beroep is daarom ongegrond.
8 Omdat het beroep ongegrond is, bestaat er geen aanleiding om het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond.
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
De uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover daarbij op het beroep is beslist, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.