ECLI:NL:RBDHA:2018:14770

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
nl18.5874
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Duitsland in verband met medische situatie van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Pakistaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij zich beroept op zijn medische situatie, waaronder een posttraumatische stressstoornis en een psychotische stoornis, die zijn ontstaan door angst voor terugzending naar Duitsland.

De rechtbank heeft het procesverloop in detail beschreven, inclusief de ziekenhuisopname van eiser en de betrokkenheid van het Bureau Medische Advisering (BMA). Het BMA heeft geadviseerd dat eiser kan reizen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank heeft overwogen dat de medische zorg in Duitsland vergelijkbaar moet zijn met die in Nederland, en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit niet het geval is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen en dat het beroep ongegrond is verklaard.

De rechtbank heeft ook aanbevelingen gedaan voor de overdracht van eiser aan Duitsland, waaronder het waarborgen van de reisvoorwaarden uit het BMA-advies. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.5874

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2018 in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling ervan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 4 april 2018 heeft gemachtigde meegedeeld dat eiser is opgenomen in het ziekenhuis.
Het beroep is behandeld op de zitting van 5 april 2018. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen advies te vragen bij het Bureau Medische Advisering (BMA) in verband met de ziekenhuisopname van eiser.
Bij brief van 22 mei 2018 heeft verweerder de rechtbank geïnformeerd omtrent de stand van
zaken van het BMA-onderzoek en de voorzieningenrechter verzocht het verzoek om
voorlopige voorziening toe te wijzen.
Bij uitspraak van 8 juni 2018, met kenmerk NL18.5875, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat de overdracht wordt verboden totdat op het beroep is beslist.
Op 3 juli 2018 heeft het BMA een advies uitgebracht.
Verweerder heeft op 13 juli 2018 een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 25 juli 2018 heeft gemachtigde van eiser hierop gereageerd en daarbij meegedeeld dat zich een nieuw incident met eiser heeft voorgedaan.
Verweerder heeft bij brief van 16 augustus 2018 meegedeeld dat er geen reden is om het BMA opnieuw in te schakelen. Verweerder heeft toestemming gegeven om het beroep zonder nadere zitting af te doen.
Bij brief van 4 oktober 2018 heeft de rechtbank aan eiser meegedeeld dat het voornemen bestaat om uitspraak te doen en verzocht om binnen twee weken mee te delen of hij nog op een zitting wil worden gehoord.
Gemachtigde van eiser heeft niet binnen twee weken gereageerd.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is van Pakistaanse nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 5 januari 2018 een asielaanvraag ingediend.
2. Uit onderzoek is gebleken is dat eiser op grond van studie rechtmatig verblijf had in Duitsland tot 26 augustus 2018. Nederland heeft op 24 januari 2018 bij de Duitse autoriteiten een verzoek om overname gedaan. Op 30 januari 2018 heeft Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling ervan.
4. Eiser heeft zich vanwege zijn medische situatie beroepen op artikel 17 van de Dublinverordening [1] .
5. Uit het BMA-advies van 3 juli 2018 blijkt dat er bij eiser sprake is van een posttraumatische stressstoornis. Onder invloed van slaaptekort en angst rondom een aangezegde terugzending naar Duitsland, ontwikkelde hij een psychotische stoornis met achtervolgingswanen en hallucinaties. Eiser is daarom van 29 maart 2018 tot en met 30 april 2018 opgenomen geweest en staat hiervoor onder behandeling met medicatie. Bij uitblijven van de behandeling wordt een medische noodsituatie op de korte termijn verwacht, want er is een gerede kans op een opleving van het psychotisch beeld dat levensbedreigend handelen en BOPZ-maatregelen [2] met zich mee kan brengen.
Voorts wordt eiser in staat geacht te reizen. Daarbij heeft het BMA een aantal reisvoorwaarden gesteld, te weten:
- vóór de reis: een ontslagrecept voor medicatie en een schriftelijke overdracht bij
de behandelend psychiaters ophalen;
- tijdens de reis: medicatie in de handbagage meenemen opdat eiser deze op de
gebruikelijke tijden in kan nemen;
- direct na de reis: eiser kan zich bij een psychiater ter plaatse melden nu hij goed reageert op de anti-psychotische medicatie.
Verder wordt aanbevolen om een schriftelijke overdracht van de medische gegevens
mee te nemen en om de medicatie te continueren tijdens de reis en voldoende
medicatie mee te nemen om de periode van de reis te overbruggen. Een fysieke overdracht wordt niet noodzakelijk geacht.
6. Verweerder heeft zich in het verweerschrift van 13 juli 2018, onder verwijzing naar het BMA-advies van 3 juli 2018, op het volgende standpunt gesteld.
Voorafgaand aan de overdracht zal de DT&V [3] ervoor zorg dragen dat aan de
reisvoorwaarden uit het BMA-advies zal worden voldaan. Indien aan deze
reisvoorwaarden niet voldaan kan worden, zal de overdracht niet plaatsvinden.
Verweerder is van mening dat hiermee voldoende waarborgen zijn gegeven voor een zorgvuldige overdracht. Verweerder ziet in de medische situatie van eiser dan
ook geen reden om de aanvraag van eiser aan zich te trekken en eiser op te
nemen in de nationale procedure. De medische voorzieningen in Duitsland moeten op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vergelijkbaar met die in Nederland worden geacht. Eiser heeft niet gesteld, noch onderbouwd dat behandeling in Duitsland niet aanwezig is. Verweerder blijft bij het standpunt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van de aanvraag van eiser en concludeert dan ook tot ongegrondverklaring van het beroep.
7. Bij brief van 25 juli 2018 heeft gemachtigde van eiser op het bovengenoemd verweerschrift gereageerd. Volgens gemachtigde is het BMA-advies niet voldoende actueel, gelet op de meest recente suïcidepoging van eiser. Een beslissing zonder een actuele beoordeling van de medische situatie van eiser is niet zorgvuldig. De vraag is of het risico op suïcide wel voldoende wordt onderkend, gelet op de antwoorden in onderdeel 5 van het BMA-advies (de reisvoorwaarden). Gemachtigde verzoekt de rechtbank dan ook om niet te beslissen voor dat op dit punt duidelijkheid is verkregen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
8. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat ten aanzien van Duitsland kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit uitgangspunt in zijn geval niet geldt. Dat betekent dat de medische zorg in Duitsland van hetzelfde niveau moet worden geacht als in Nederland.
9. Het BMA-advies van 3 juli 2018 is naar het oordeel van de rechtbank voldoende actueel. Verweerder heeft in de brief van 16 augustus 2018 toegelicht waarom het BMA niet opnieuw is geraadpleegd. Zo is onbekend gebleven of en wanneer er een nieuwe suïcidepoging heeft plaatsgevonden. Ook zijn hieromtrent tot op heden geen nieuwe medische stukken overgelegd. Een enkele kritische opmerking van gemachtigde van eiser over de reisvoorwaarden, is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om aan het BMA-advies te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank neemt verweerder met de onder rechtsoverweging 5. genoemde maatregelen voldoende zorgvuldigheid in acht om te waarborgen dat de overdracht van eiser aan Duitsland goed kan verlopen. De rechtbank acht daarbij van belang dat eiser niet zal worden overgedragen aan Duitsland als niet aan de reisvoorwaarden kan worden voldaan.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder derhalve geen aanleiding heeft hoeven zien om de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, op zich te nemen. Verweerder heeft de aanvraag van eiser dan ook terecht niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.maatregelen op grond van de Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen.
3.de Dienst Terugkeer en Vertrek van verweerder.