ECLI:NL:RBDHA:2018:14770
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Duitsland in verband met medische situatie van eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Pakistaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij zich beroept op zijn medische situatie, waaronder een posttraumatische stressstoornis en een psychotische stoornis, die zijn ontstaan door angst voor terugzending naar Duitsland.
De rechtbank heeft het procesverloop in detail beschreven, inclusief de ziekenhuisopname van eiser en de betrokkenheid van het Bureau Medische Advisering (BMA). Het BMA heeft geadviseerd dat eiser kan reizen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank heeft overwogen dat de medische zorg in Duitsland vergelijkbaar moet zijn met die in Nederland, en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit niet het geval is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen en dat het beroep ongegrond is verklaard.
De rechtbank heeft ook aanbevelingen gedaan voor de overdracht van eiser aan Duitsland, waaronder het waarborgen van de reisvoorwaarden uit het BMA-advies. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.