ECLI:NL:RBDHA:2018:14778
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige zonder ondernemingsplan
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Turkse zelfstandige. De verzoeker had op 5 oktober 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel 'arbeid als zelfstandige'. Deze aanvraag werd echter afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de verzoeker niet voldeed aan de documentatievereisten, waaronder het indienen van een ondernemingsplan.
De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar was beslist. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de aanvraag van verzoeker niet aan de vereisten voldeed, aangezien hij geen ondernemingsplan had ingediend. Ondanks de toezegging van verzoeker om dit document later aan te leveren, is er tot op heden geen ondernemingsplan of financiële stukken overgelegd.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de gronden van verzoeker met betrekking tot de wezenlijke bijdrage aan de Nederlandse economie en de uitoefening van economische vrijheden niet slagen. Ook is overwogen dat de staatssecretaris niet alleen het ontbreken van een machtiging tot voorlopig verblijf tegenwerpt, maar ook onderzoekt of de verzoeker aan de vereisten voor de verblijfsvergunning voldoet. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en het bezwaar ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.