ECLI:NL:RBDHA:2018:14800

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
AWB 18/6346
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Syrische moeder van jongvolwassen referent

In deze zaak heeft eiseres, de moeder van referent, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf in Nederland, met als doel bij haar zoon te verblijven. Referent, die in Nederland verblijft en een verblijfsvergunning asiel heeft, is 23 jaar oud en heeft een religieus huwelijk gesloten. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat referent niet meer feitelijk tot het gezin van eiseres behoort en dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen hen. De rechtbank heeft de zaak op 7 december 2018 behandeld en geconcludeerd dat de IND terecht heeft geoordeeld. De rechtbank overweegt dat, hoewel eiseres medische problemen heeft, zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij afhankelijk is van referent voor zorg of financiële ondersteuning. Eiseres heeft ook andere vormen van ondersteuning van buurtbewoners en een vriend van referent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden, waaronder de zorgelijke medische situatie van eiseres en haar alleenstaande verblijf in Aleppo, niet voldoende zijn om te concluderen dat er een bijzondere band bestaat die een machtiging tot verblijf rechtvaardigt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/6346

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2018

in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [datum] 1960,
v-nummer [nummer] ,
van Syrische nationaliteit,
eiseres,
(gemachtigde: mr. N.D. Schraa),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.

Procesverloop

Op 18 augustus 2017 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv), met als doel ‘verblijf bij familie- of gezinslid’ bij [referent] (hierna: referent). Bij besluit van 8 januari 2018 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 27 juli 2018 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Op 23 augustus 2018 heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van
16 november 2018. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Tevens is referent verschenen. Verweerder is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is de moeder van referent en verblijft in Aleppo, Syrië. Referent is geboren op 2 augustus 1994, is van Syrische nationaliteit en verblijft in Nederland. Op 18 mei 2017 is referent op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, geldig van 18 mei 2017 tot 18 mei 2022. Eiseres beoogt met onderhavige aanvraag in het kader van nareis bij referent in Nederland te verblijven.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit, waarin de aanvraag tot verlening van een mvv is afgewezen, gehandhaafd, omdat referent niet meer feitelijk tot het gezin van eiseres behoort en geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘more than normal emotional ties’) tussen eiseres en referent. Gelet hierop is geen sprake van familie- gezinsleven tussen eiseres en referent, waardoor aan eiseres geen mvv wordt verleend, aldus nog steeds verweerder.
3. Hiermee kan eiseres zich niet verenigen. Op hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) - voor zover thans van belang - heeft een ieder recht op respect voor zijn familie- en gezinsleven.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
6. Uit paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000, voor zover thans van belang, volgt dat verweerder familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen altijd aanneemt als het meerderjarige kind jongvolwassen is, altijd feitelijk heeft behoord tot het gezin van de ouders, en nog steeds behoort tot het gezin van de ouders.
De IND beoordeelt ten aanzien van jongvolwassenen per individueel geval of er aanleiding is voor de conclusie dat het kind niet altijd feitelijk heeft behoord en nog steeds behoort tot het gezin van de ouders. De IND betrekt hierbij in ieder geval of sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:
a. het kind woont zelfstandig;
b. het kind voorziet in zijn eigen onderhoud;
c. het kind is een huwelijk of een relatie aangegaan; of
d. het kind is belast met de zorg voor een buitenechtelijk kind.
In andere gevallen wordt familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen alleen aangenomen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal emotional ties) tussen het meerderjarige kind en diens ouder(s).
7. Tussen partijen is in geschil de vraag of tussen eiseres en referent sprake is van familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
8. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser, vanwege zijn 23-jarige leeftijd, jongvolwassen is.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat referent, ondanks zijn leeftijd, niet meer feitelijk tot het gezin van eiseres behoort. In dat verband heeft verweerder van belang mogen achten dat referent op 23 augustus 2014 een religieus huwelijk en daarmee een relatie is aangegaan. Deze omstandigheid is in het hiervoor weergegeven beleid van verweerder namelijk als contra-indicatie opgenomen, op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat een jongvolwassene niet meer tot het gezin van zijn ouders behoort. Dat eiseres heeft betoogd dat een religieus huwelijk - naar Nederlands privaatrecht - geen rechtsgeldig huwelijk is, heeft verweerder niet tot andere conclusie hoeven leiden. Daarbij acht de rechtbank van belang dat referent heeft verklaard dat zij verliefd op elkaar waren, het huwelijk anderhalf jaar heeft geduurd en bij referent en zijn voormalig echtgenote, althans vriendin, de intentie bestond om ook voor de wet te trouwen en een eigen gezin te vormen. Ook acht de rechtbank van belang dat het aangaan van dit religieuze huwelijk voor referent betekende dat hij zijn echtgenote, althans vriendin, in het bijzijn van haar familie (onbedekt) mocht zien, dat zij veelvuldig telefonisch contact hadden en de relatie door externe omstandigheden, namelijk de fragiele veiligheidssituatie in Syrië, is beëindigd. Zo heeft referent ter zitting verklaard dat zijn echtgenote, althans vriendin, kort voor zijn vlucht naar Nederland in februari 2016 met haar familie naar een ander deel van Aleppo is verhuisd. Omdat hij in het ene stadsdeel van Aleppo verbleef en zijn echtgenote, althans vriendin, bij de oppositie in een ander gedeelte van de stad, werd het onmogelijk om elkaar nog te blijven zien. Dat referent, zoals eiseres heeft aangevoerd, tijdens zijn huwelijk altijd bij eiseres is blijven wonen en hij het religieuze huwelijk kort voor zijn vlucht telefonisch heeft beëindigd, maakt het oordeel niet anders.
9. Nu referent feitelijk niet meer behoort tot het gezin van eiseres, dient eiseres aannemelijk te maken dat er een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haar en referent bestaat.
10. Uit vaste rechtspraak van het EHRM, waaronder het arrest Kopf en Liberda tegen Oostenrijk van 17 april 2012 (no. 1598/06) volgt dat de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, een vraag is van feitelijke aard en dat de beantwoording daarvan afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. Voor de beoordeling daarvan kunnen relevant zijn: eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkene en de banden met het land van herkomst.
11. De rechtbank stelt vast dat eiseres een alleenstaande vrouw van 58 jaar oud is die woont in Aleppo, Syrië. Na het overlijden van de echtgenoot van eiseres (de vader van referent) in april 2014, is referent bij eiseres blijven wonen en nam hij de zorg voor eiseres op zich. Dit is opgehouden met het vertrek van referent uit Syrië in februari 2016. Eiseres heeft te kampen met diverse medische problemen. Zo heeft eiseres een katheterisatie in haar hart ondergaan en dient zij, zo is tussen partijen niet meer in geschil. een open-hart operatie (implantatie van coronaire kleppen) te ondergaan. Eiseres heeft suikerziekte, een hoge bloeddruk, hyperlipoproteïnemie, chronische pijn in haar gewrichten en zwakke knieën. Zij gebruikt medicatie.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij dusdanig afhankelijk van referent is dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. In dat verband heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat, hoewel de medische situatie van eiseres zorgelijk is, uit de overgelegde medische stukken niet blijkt dat eiseres voor het verkrijgen van een behandeling of medicatie noodzakelijk afhankelijk is van referent. De omstandigheid dat referent in het verleden de dagelijkse verzorging van eiseres op zich heeft genomen, is daarvoor onvoldoende. Uit de stukken blijkt dat eiseres tot op heden heeft kunnen rekenen op de hulp van enkele buurtbewoners en een vriend van referent voor geld, voedsel en medicijnen. De vriend van referent werkt in een telefoonwinkel en via hem slaagt referent erin om geld bij zijn moeder te krijgen. Referent heeft ter zitting, bij wijze van voorbeeld, verklaard dat zijn moeder kort geleden in huis hard is gevallen op haar ribben. Een buurvrouw heeft toen direct een taxi geregeld en is met haar naar het ziekenhuis gegaan. Daaruit blijkt dat zij ook in dit soort situaties op buren kan rekenen voor hulp.
Bovendien woont er nog een dochter van eiseres (zus van referent) elders in Syrië. Dat deze dochter van eiseres, vanwege psychische problemen, niet in staat zou zijn om eiseres te verzorgen, is niet met stukken onderbouwd. De reden die referent ter zitting heeft gegeven voor het ontbreken van stukken, namelijk dat haar artsen niet bereid zijn om een verklaring over de psychische toestand van zijn zus op te stellen, overtuigt niet. Dat en waarom haar echtgenoot (de zwager van referent) niet meer informatie over de gestelde psychische klachten van zijn vrouw had kunnen geven, is hiermee evenmin verklaard.
Verweerder heeft verder terecht van belang geacht dat eiseres enkele jaren eerder, gesteld in 2015, een hartkatherisatie (dotteren) heeft ondergaan. Dat, zoals eiseres stelt, de voor haar benodigde vervolgoperatie überhaupt niet mogelijk zou zijn in een staatsziekenhuis, blijkt niet uit de door eiseres overgelegde schriftelijke verklaring van dr. M. Mardnalli, specialist hart en bloedvaten. Hij schrijft hierin namelijk dat de operatie voor eiseres niet mogelijk is ‘wegens financiële redenen en het familiezorg’. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij niet over de financiële middelen beschikt om de benodigde medische behandelingen (waaronder een tweede hartoperatie) te ondergaan of medicatie te verkrijgen. Referent heeft
ook ter zitting - desgevraagd - verklaard dat hij eiseres vanuit Nederland financieel ondersteunt. Niet valt in te zien dat deze financiële steun niet op deze wijze kan worden voortgezet.
13. Nu verweerder zich, gelet op het voorgaande terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referent en eiseres, is geen sprake van familie- en gezinsleven tussen referent en eiseres. Hierdoor wordt aan een belangenafweging niet toegekomen.
14. Eiseres heeft voor het overige verzocht hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Nu verweerder hier in het bestreden besluit gemotiveerd op in is gegaan en eiseres deze grond, anders dan besproken in voormelde rechtsoverwegingen, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing niet leiden tot het daarmee door eiseres beoogde resultaat.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.G. van den Berg, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 7 december 2018
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 7 december 2018
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak in beroep kunnen partijen binnen vier weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden. Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl).