In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een coffeeshop exploiteert, en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser had voor het jaar 2010 aangifte gedaan waarbij hij zelfstandigenaftrek in aanmerking nam. Echter, naar aanleiding van waarnemingen in 2014 en 2015, heeft de Belastingdienst een navorderingsaanslag opgelegd, omdat de aangifte niet voldeed aan het urencriterium en de zelfstandigenaftrek ten onrechte was geclaimd. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aan de omgekeerde en verzwaarde bewijslast had voldaan en dat de schatting van de Belastingdienst niet redelijk was, omdat er geen rekening was gehouden met de sluiting van andere coffeeshops in de omgeving. De rechtbank heeft de winstcorrectie verminderd tot € 550.000 en het belastbaar inkomen vastgesteld op € 499.762. De uitspraak op bezwaar werd vernietigd en de navorderingsaanslag werd dienovereenkomstig verminderd.