ECLI:NL:RBDHA:2018:14917
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning en legesbetaling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 december 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een burger van Bosnië-Herzegovina, die een aanvraag had ingediend voor de verlenging van haar verblijfsvergunning. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen omdat verzoekster de verschuldigde leges van € 355,- niet tijdig had betaald. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij aanvoerde dat de leges tijdig waren voldaan, maar dat er een fout was gemaakt bij de vermelding van het v-nummer en het zaaknummer bij de betaling.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet kon aantonen dat de betaling daadwerkelijk betrekking had op haar aanvraag, aangezien het betalingsbewijs niet de juiste gegevens bevatte. De rechter oordeelde dat de staatssecretaris op grond van de wet bevoegd was om de aanvraag niet in behandeling te nemen, en dat er geen aanleiding was om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had en wees het verzoek om voorlopige voorziening af.
De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier.