ECLI:NL:RBDHA:2018:14923

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
NL18.16554 en NL18.16555
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Cubaanse gezinsleden en de beoordeling van de zwaarwegendheid van het asielrelaas

In deze zaak hebben eisers, een jong gezin van Cubaanse nationaliteit, asiel aangevraagd in Nederland. De aanvragen zijn door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 20 augustus 2018, omdat de asielrelazen niet als voldoende zwaarwegend werden beschouwd. Eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en aanvullende gronden ingediend. Tijdens de zitting op 7 november 2018 zijn eisers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, terwijl de verweerder niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers problemen ondervonden na het niet bijwonen van een verplichte herdenking in Cuba, wat heeft geleid tot ontslag en discriminatie door de autoriteiten. De rechtbank heeft de documenten die eisers ter zitting hebben overgelegd, als origineel erkend en geconcludeerd dat de eerdere afwijzing van de asielaanvragen niet stand kan houden. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd en verweerder opgedragen om opnieuw te beslissen op de asielaanvragen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.002,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.16554 en NL18.16555

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] , eiser, en

[naam 2], eiseres, mede namens hun minderjarige dochter
[naam 3],
hierna te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J. van Raak).

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 20 augustus 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten en driemaal aanvullende gronden ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2018. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen C. Beghtel. Verweerder is met voorafgaand bericht niet verschenen.

Overwegingen

1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum] en [geboortedatum 2] en bezitten de Cubaanse nationaliteit. Zij hebben asiel aangevraagd. Daarbij hebben zij het volgende verklaard. Eiser was werkzaam als manager van een tankstation (een staatsbedrijf). Hij heeft op 15 april 2015 een door de autoriteiten verplicht gestelde herdenking niet bijgewoond omdat hij eiseres, zijn vrouw, wilde vergezellen naar een afspraak bij de gynaecoloog in verband met haar zwangerschap. Als gevolg daarvan is eiser ontslagen en zijn eisers gediscrimineerd en lastiggevallen door de autoriteiten omdat zij gezien werden als opposanten.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de aanvragen afgewezen op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft de nationaliteit, identiteit en herkomst van eisers geloofwaardig geacht, alsook de problemen ten gevolge van het niet bijwonen van de herdenking op 15 april 2015. Verweerder acht de asielrelazen van eisers echter onvoldoende zwaarwegend voor het toekennen van asielvergunningen. Verweerder stelt zich namelijk op het standpunt dat het voor eisers niet onmogelijk was om op sociaal en maatschappelijk gebied te functioneren in Cuba en dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij persoonlijk in de negatieve aandacht van de Cubaanse autoriteiten staan.
3. Op wat eisers daartegen aanvoeren wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Aan het standpunt dat eisers sociaal en maatschappelijk konden functioneren in Cuba, heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eisers volgens hun eigen verklaringen onderdak en toegang tot medische zorg hadden. Ook heeft verweerder overwogen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in het geheel geen toegang meer hadden tot arbeid, hoewel dit door hun problemen wel zal zijn bemoeilijkt.
5 Eisers voeren daartegen aan dat zij gemotiveerd hebben gesteld dat het hun onmogelijk werd gemaakt om te werken. Eiser heeft daarbij in het nader gehoor en in de zienswijze enkele namen genoemd van instellingen die een sollicitatie van hem zouden hebben afgewezen. Daarbij hebben eisers aanvankelijk gesteld dat het niet mogelijk is om dit met documenten te staven, omdat solliciteren in Cuba mondeling geschiedt en afwijzingen niet schriftelijk worden gegeven. Eisers hebben echter op 26 oktober 2018 hun beroepsgronden aangevuld door alsnog diverse schriftelijke afwijzingen van sollicitaties te overleggen, alsook een afwijzing van een aanvraag van eiser om als zelfstandige te mogen gaan werken.
6. Verweerder heeft zich vervolgens in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat deze documenten niet aan het bestreden besluit af kunnen doen omdat het niet-verifieerbare kopieën betreffen en geen toelichting is gegeven bij het alsnog overleggen ervan.
7. Ter zitting is echter duidelijk geworden dat eisers beschikken over de originelen van de documenten (met uitzondering van productie 3). Ook hebben eisers ter zitting een toelichting gegeven op het alsnog kunnen overleggen van de documenten. Eisers hebben ter zitting verklaard dat zij veel moeite hebben moeten doen voor het verkrijgen van deze documenten en dat zij daarvoor via familie de Cubaanse autoriteiten hebben moeten benaderen. Volgens eisers zijn daardoor de autoriteiten op de hoogte geraakt van hun asielaanvraag in Nederland waardoor zij bij terugkeer gevaar lopen.
8. De rechtbank is op grond van artikel 83 van de Vw gehouden om met de hiervoor onder 7 genoemde feiten en omstandigheden rekening te houden. Die brengen met zich dat de bestreden besluiten geen stand kunnen houden. Immers komt met het overleggen van de afwijzingen het standpunt van verweerder dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij geen toegang hadden tot arbeid in een ander daglicht te staan. Daarbij kunnen de stellingen in het verweerschrift dat het gaat om niet-verifieerbare kopieën, en dat bij het alsnog overleggen geen toelichting is gegeven, niet langer worden volgehouden. Ook het standpunt van verweerder dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij persoonlijk in de negatieve aandacht van de autoriteiten staan, komt in een ander daglicht te staan door de –ter zitting onbetwiste- verklaring van eisers dat zij de alsnog overgelegde documenten hebben laten opvragen bij de autoriteiten, waarmee bekend is geworden dat eisers een asielaanvraag hebben gedaan.
9. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Aan bespreking van de overige beroepsgronden wordt niet toegekomen. De bestreden besluiten dienen te worden vernietigd. De rechtbank zal verweerder opdragen om opnieuw op de asielaanvragen van eisers te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Gelet op de nog door verweerder te maken beoordeling, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om de geschillen finaal te beslechten.
10. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.002,- bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt verweerder op om nieuwe besluiten te nemen op de asielaanvragen van eisers met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 1.002,- (éénduizendentwee euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.