ECLI:NL:RBDHA:2018:14946

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
AWB 18-1817
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering legesvrijstelling voor verblijfsvergunning op basis van vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de legesverplichting bij de aanvraag van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'tijdelijk humanitair (medische behandeling)'. Eiseres, die een verblijfsvergunning had aangevraagd, had leges betaald en verzocht om restitutie van deze leges. De rechtbank oordeelde dat de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 11 april 2017, waarin werd aangekondigd dat de legesverplichting zou vervallen, onvoldoende was om gerechtvaardigd vertrouwen te ontlenen aan de legesvrijstelling. De wijziging van het beleid, die op 1 september 2017 inging, was pas van toepassing op aanvragen die na deze datum werden ingediend. Eiseres had haar aanvraag voor restitutie gedaan op een moment dat de legesverplichting nog van kracht was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van gelijke gevallen, aangezien de vergelijkbare zaak waar eiseres naar verwees, na de wijziging van het beleid was beslist. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de verzoeken om vrijstelling van leges en griffierecht af. De uitspraak benadrukt het belang van de datum van aanvraag en de geldende regelgeving op dat moment.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/1817 BEPTDN
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 30 november 2018 in de zaak tussen
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] , van Surinaamse nationaliteit, eiseres
(gemachtigde mr. J. Werner),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde mr. P.M.W. Jans).

Procesverloop

Bij besluit van 3 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 6 oktober 2017 om restitutie van betaalde leges afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 13 februari 2018 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 13 maart 2018 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht
1. Eiseres heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht ten aanzien van de verplichting tot het betalen van griffierecht. Zij heeft een verklaring omtrent inkomen en vermogen overgelegd. Gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2015 [1] , is de rechtbank van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht dient te worden gehonoreerd. Eiseres is vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van griffierecht.
De feiten
2.1.
Eiseres heeft op [datum] een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘tijdelijk humanitair (medische behandeling)’ ingediend. Bij besluit van 25 april 2017 heeft verweerder deze aanvraag ingewilligd en aan eiseres een verblijfsvergunning verleend, geldig van 20 maart 2017 tot 20 maart 2022.
2.2.
Bij WBV 2017/8 [2] heeft verweerder met ingang van 1 september 2017 zijn beleid aangepast naar aanleiding van de uitspraak van het EHRM [3] in de zaak Paposhvili tegen België [4] . Door deze wijziging wordt bij de asielaanvraag niet langer getoetst of op medische gronden sprake is van schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Hierdoor moeten asielzoekers in geval van relevante medische omstandigheden ook een artikel 64-aanvraag doen en kunnen zij na één jaar een verblijfsvergunning regulier op medische gronden krijgen. Dat betekent dat er leges zouden moeten worden betaald. Verweerder heeft dat niet wenselijk geacht en daarom is bij Regeling van 27 september 2017 [5] ook artikel 3.34, aanhef en onder p, van het Voorschrift Vreemdelingen (VV) 2000, met terugwerkende kracht tot 1 september 2017, aangepast. Vanaf die datum geldt dat een vreemdeling die op of na genoemde datum een aanvraag indient om een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘medische behandeling’ en direct voorafgaand aan de aanvraag één jaar aaneengesloten uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 heeft gehad, die aanvraag legesvrij kan indienen.
2.3.
Op 6 oktober 2017 heeft eiseres verzocht om teruggave van de leges die zij heeft betaald voor de aanvraag van 14 februari 2017.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft de aanvraag om restitutie van leges afgewezen en daaraan ten grondslag gelegd dat aan eiseres uitstel van vertrek was verleend van 20 maart 2015 tot 20 maart 2017. Op het moment dat zij de aanvraag indiende was zij volgens het toen geldende beleid leges verschuldigd. Artikel 3.103 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 bepaalt onder meer dat de aanvraag wordt getoetst aan het recht dat geldt op het tijdstip waarop de beschikking wordt gegeven, als dat voor de vreemdeling gunstiger is. Op het moment dat het beleid van verweerder wijzigde, namelijk 1 september 2017, was al beslist op de aanvraag van eiseres. Daarom komt zij niet in aanmerking voor restitutie van leges. Dat de legesvrije aanvraag al was aangekondigd in de brief van verweerder aan de Tweede Kamer van 11 april 2017 [6] leidt niet tot een ander oordeel omdat de wijziging op 1 september 2017 is ingegaan en op het punt van de leges geen overgangsrecht kent.
Beoordeling beroepsgronden door de rechtbank
4. De rechtbank stelt gelet op de beroepsgronden van eiseres vast dat het geschil ziet op de vraag vanaf welke datum geen leges meer verschuldigd zijn bij de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘medische behandeling’, indien voorafgaand aan die aanvraag uitstel van vertrek is verleend. Volgens verweerder is pas bij de wijziging van het VV 2000, welke met terugwerkende kracht per 1 september 2017 is ingegaan, de verplichting tot legesbetaling bij dergelijke aanvragen vervallen. Eiseres heeft aangevoerd dat hoewel de aanvraag en beslisdatum in haar zaak voor 1 september 2017 liggen, de legesvrijstelling ook in haar geval van toepassing is.
Kon eiseres een gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen aan de brief van 11 april 2017?
5. Eiseres heeft allereerst een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Volgens eiseres mocht zij erop vertrouwen dat de verplichting tot het betalen van leges is komen te vervallen per 11 april 2017. Op die datum heeft verweerder een brief naar de Tweede Kamer gestuurd waaruit blijkt dat de verplichting tot het betalen van leges komt te vervallen.
6. In de brief van 11 april 2017 is verweerder ingegaan op het Paposhvili arrest en heeft hij uiteengezet welke conclusies hij hieraan ten aanzien van het nationale beleidskader verbindt. Voor zover van belang, staat het volgende vermeld: “
Na een jaar onafgebroken verblijf op grond van artikel 64 Vw kan de vreemdeling een reguliere vergunning op tijdelijke humanitaire gronden aanvragen. Voor het aanvragen van deze vergunning zullen geen leges worden gevraagd van de vreemdeling”.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is de brief van 11 april 2017 onvoldoende om daaraan het gerechtvaardigd vertrouwen te ontlenen dat de aanvraag legesvrij kon worden ingediend. De brief is slechts een vooraankondiging van de wijziging die op een later moment ingevoerd zal worden. Dit beleid diende nog uitgewerkt te worden en ook dienden nog de nodige wijzigingen in de regelgeving, zoals in het VV 2000, te worden doorgevoerd. Pas op het moment van invoering, namelijk 1 september 2017, is de verplichting tot het betalen van leges komen te vervallen. Deze grond slaagt dan ook niet.
Is sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel?
8. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden. Eiseres heeft hierbij verwezen naar een vergelijkbare zaak, waarin de vreemdeling wel restitutie van leges heeft gekregen.
9. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat geen sprake is van gelijke gevallen. In de zaak [naam] waar eiseres naar heeft verwezen is pas beslist op de aanvraag na 1 september 2017. Op grond van artikel 3.103 van het Vb 2000 was in die zaak dan ook het ‘nieuwe’ artikel 3.34, onder p, van het VV 2000 van toepassing. Omdat er verschillende beslismomenten waren en verschillende toetsingskaders, kan niet worden gesproken van gelijke gevallen die ongelijk zijn behandeld. Ook deze grond slaagt niet.
10. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank,
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzitter, en mr. O.P.G. Vos en mr. A.J. Dondorp, leden, in aanwezigheid van mr. J.C.E. Krikke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.

Voetnoten

2.Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 29 augustus 2017, nummer WBV 2017/8, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000
3.Europees Hof voor de Rechten van de Mens
4.Paposhvili tegen Belgie (GC), no. 41738/10, 13 december 2016,
5.Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 27 september 2017, nummer 2130549, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderddrieenvijftigste wijziging), Staatscourant, jaargang 2017, nr. 55421, 27 september 2017.
6.Brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, 11 april 2017, vergaderjaar 2016-2017, kamerstuk 19637 nr. 2312,