ECLI:NL:RBDHA:2018:14998

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 7395
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • voorzieningenrechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met medische noodzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 november 2018 een mondelinge uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Iraakse verzoeker. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op medische gronden, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij lijdt aan diabetes mellitus, hoge bloeddruk en posttraumatische stressstoornis, en dat de noodzakelijke medische behandeling in Irak niet toegankelijk voor hem is. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in de kosten van de behandeling kan voorzien, en dat er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bij uitzetting naar Irak. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat de verzoeker niet mag worden uitgezet totdat op het bezwaar is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker tot een bedrag van € 1.002,-. De voorzieningenrechter heeft de verzoeker vrijgesteld van het betalen van griffierecht, gezien zijn financiële situatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/7395
V-nummer: [V-nummer]
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter voor vreemdelingenzaken van 27 november in de zaak tussen

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] , van Iraakse nationaliteit, verzoeker,
(gemachtigde: mr. V.M. Oliana)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder,
(gemachtigde: [naam] )

Procesverloop

Met het besluit van 2 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar is beslist. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend
.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op de zitting van 27 november 2018. Verzoeker was op de zitting aanwezig samen met zijn gemachtigde en de [naam] , tolk in de Koerdische taal. Verweerder was – met bericht – niet op de zitting aanwezig.
Met inachtneming van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk na sluiting van het onderzoek op de zitting mondeling uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft hierbij meegedeeld dat tegen de uitspraak geen rechtsmiddel open staat.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat het verweerder wordt verboden verzoeker uit te zetten tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.002,-.

Motivering

1. Verzoeker heeft verzocht om te worden vrijgesteld van het betalen van griffierecht en heeft een formulier ingevuld waaruit blijkt dat hij geen inkomen heeft en niet over vermogen beschikt. Gelet hierop stelt de voorzieningenrechter verzoeker vrij van het betalen van griffierecht.
2. Verzoeker heeft bij verweerder een aanvraag ingediend tot het verlenen van uitstel van vertrek op medische gronden. In het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) staat dat verzoeker diabetes mellitus, hoge bloeddruk en posttraumatische stressstoornis heeft. Ook staat in het BMA-advies dat verzoeker voor deze medische klachten behandeld moet worden. Volgens het BMA-advies leidt het uitblijven van medische behandeling, voor met name de diabetes mellitus, tot een medische noodsituatie op korte termijn. De behandeling die verzoeker ontvangt bestaat uit medicatie en follow-up door de huisarts vier keer per jaar met zo nodig consulten vanwege de herbelevingen. Volgens verweerder kan verzoeker deze behandeling krijgen in Irak en is bij uitzetting naar Irak geen sprake van een reëel risico op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
3. Verzoeker is het niet met verweerder eens en verwijst naar het arrest Paposhvili [1] . Volgens verzoeker is de medische behandeling die hij nodig heeft niet voor hem toegankelijk. Voor de zitting heeft de gemachtigde van verzoeker stukken ingebracht die de medische noodzakelijke kosten inzichtelijk maken en waaruit blijkt dat verzoeker zich voor de kosten van de medische behandeling van zijn diabetes niet kan verzekeren in Irak, omdat de ziekte al bij hem gediagnosticeerd is. Dit zou betekenen dat verzoeker deze kosten contant moet betalen. Verzoeker heeft verder onbetwist gesteld dat hij al twintig jaar in Nederland is en sindsdien niet meer in Irak is geweest. Zijn familie in Irak is overleden. Ook heeft verzoeker verklaard dat hij geen inkomen en geen vermogen heeft. Deze omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd leiden volgens de voorzieningenrechter tot het oordeel dat verzoeker aannemelijk heeft gemaakt, dat voor hem een reëel risico is op schending van artikel 3 van het EVRM bij uitzetting naar Irak. Op grond van het arrest Paposhvili hoeft verzoeker immers geen ‘clear proof’ te leveren, maar moet hij voldoende aannemelijk maken dat hij niet in de kosten van de behandeling kan voorzien. Dat heeft verzoeker gedaan. Onder deze omstandigheden is het vervolgens aan verweerder om door middel van zorgvuldig onderzoek de onzekerheid over een schending van artikel 3 van het EVRM weg te nemen. Verweerder moet in bezwaar beoordelen of de noodzakelijke behandeling in Irak voor verzoeker toegankelijk is.
4. Gelet op het voorgaande kan niet op voorhand worden gezegd dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. Daarom weegt het belang van verzoeker om niet te worden uitgezet in de bezwaarfase zwaarder dan het belang van verweerder bij directe uitzetting van verzoeker voordat op het bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter zal het verzoek dan ook toewijzen in die zin dat het verweerder wordt verboden om verzoeker uit te zetten tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor de aanwezigheid op de zitting, met een waarde per punt van € 501,-, en een wegingsfactor 1).
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
griffier
voorzieningenrechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Arrest van 13 december 2016 met zaaknummer 41738/10 (ECLI:CE:ECHR:2016:1213 JUD00417381)