Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
2.De feiten
“
De commissie deelt de mening van de verhuurder niet dat de Warmtewet moet worden beschouwd als een zogenaamde “lex specialis” ten opzichte van de geldende huurprijswet- en regelgeving. In de Warmtewet zijn geen bepalingen opgenomen die de huurprijswet- en regelgeving betreffende de servicekosten buiten werking stellen en de Huurcommissie beschouwt deze als een aanvulling op de huurprijswetgeving.
De commissie ziet in de argumentatie van de verhuurder geen reden om af te wijken van haar beleidsuitgangspunten over de Warmtewet. Zoals boven overwogen is de commissie van oordeel dat de werkelijke kosten van de verhuurder aangetoond en beoordeeld moeten worden. De invoering van de (toetsing aan de maximumbedragen in de) Warmtewet heeft in dat uitgangspunt geen verandering gebracht. (…..)
:
3.Vordering in conventie
4.Vordering in reconventie
5.Beoordeling
Op dit moment worden warmteleveringsovereenkomsten tussen huurders en verhuurders zowel gereguleerd door het huurrecht als door de Warmtewet. Dit betekent dat ook op dit moment warmteleveringsovereenkomsten tussen een huurder en een verhuurder al vallen onder de reikwijdte van het huurrecht”(Nota naar aanleiding van het verslag, Tweede Kamer, vergaderjaar 2017-2018, 34 723, nr. 7, p. 15).
Een leverancier draagt zorg voor een betrouwbare levering van warmte tegen redelijke voorwaarden (…)”. De maximumprijs voor warmte die op grond van de Warmtewet door de ACM wordt vastgesteld is gebaseerd op alle kosten die een gemiddelde verbruiker moet maken om dezelfde warmte te krijgen als wanneer hij een gasaansluiting zou hebben (het zogenaamde “niet-meer-dan-anders-principe”). Dat maakt deze prijs ook tot een indicatie van wat in het kader van artikel 7:259, eerste lid BW als een redelijke vergoeding kan worden beschouwd. Het gegeven dat de door Staedion gehanteerde tarieven beneden de maximumprijs op grond van de Warmtewet blijven, betekent dus niet alleen dat zij voldoen aan de geldende wettelijke voorschriften, maar ook dat zij in beginsel als redelijk in de zin van artikel 7:259, eerste lid BW hebben te gelden. Het valt immers niet zonder meer in te zien waarom tarieven die in het geval van andere verbruikers dan huurders op grond van de Warmtewet als een redelijke vergoeding voor warmtelevering worden beschouwd, dat niet zouden zijn in het geval van huurders.
6.De beslissing
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot dusverre aan de zijde van Staedion bepaald op nihil.