In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 december 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de presentatie van eiser aan de Congolese autoriteiten. Eiser, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel had ingediend, betwistte de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem te presenteren aan de diplomatieke vertegenwoordiging van de Democratische Republiek Congo. De rechtbank constateert dat er nog onderzoek loopt naar de identiteit en nationaliteit van eiser, en dat dit onderzoek eerst afgerond moet worden voordat de vrees voor schending van artikel 3 van het EVRM kan worden beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat eiser een zwaarwegend belang heeft bij het afwachten van de uitkomst van dit onderzoek. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van de Staatssecretaris. Tevens wordt de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.002,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending.