ECLI:NL:RBDHA:2018:15369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
09/818457-15; 09/818321-17; 99/000305-57
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herroeping
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling na ontvluchting uit detentie

In deze zaak heeft de politierechter op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan over de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde was op 22 augustus 2018 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder bijzondere voorwaarden, waaronder de verplichting om zich te laten opnemen in een kliniek. Echter, op 23 augustus 2018 werd de veroordeelde uit andere hoofde gedetineerd en heeft hij zich niet teruggemeld bij de kliniek na verlof. De officier van justitie heeft op 13 september 2018 een vordering tot herroeping ingediend, omdat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden had geschonden door niet terug te keren naar de kliniek. Tijdens de zitting heeft de raadsvrouw van de veroordeelde betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat de proeftijd op dat moment niet liep. De politierechter heeft echter geoordeeld dat de proeftijd van rechtswege weer is gaan lopen door de ontvluchting van de veroordeelde. De rechter heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en gelast dat de veroordeelde 60 dagen van het resterende strafdeel alsnog moet ondergaan. Tevens heeft de politierechter geadviseerd om de bijzondere voorwaarde van opname in de kliniek te wijzigen, maar kon deze niet zelf wijzigen. De beslissing is genomen door G.H.M. Smelt, politierechter, in aanwezigheid van griffier I.J.M.W. van der Sanden.

Uitspraak

Rechtbank den haag
Strafrecht
VI-zaaknummer : 99/000305-57
Parketnummer : 09/818457-15; 09/818321-17 (gev. ttz)
BESLISSING OP DE VORDERING TOT HERROEPING VAN DE VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING

De veroordeelde; de opgelegde straf

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 21 december 2017 (parketnummer 09/818457-15; 09/818321-17 (gev. ttz)) is

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven te [adres]
thans gedetineerd in [PI] ,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
Aan veroordeelde is op 13 augustus 2018 in persoon uitgereikt het besluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 10 augustus 2018 met nummer 99-000305-57. Dat besluit ziet op de hiervoor bedoelde gevangenisstraf.
Aan de daarin vermelde invrijheidstelling worden verbonden de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij [reclassering] , zo lang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd laat opnemen in de [kliniek] , althans een soortgelijke intramurele instelling, waarbij hij zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zich gedurende de proeftijd, aansluitend op de klinische behandeling, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en dat hij zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
alsmede een aantal andere bijzondere voorwaarden.
In het besluit staat vermeld dat het ingaat op 22-08-2018. Daarbij wordt erop gewezen dat de proeftijd niet loopt gedurende de tijd dat veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen.

De vordering

De schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 13 september 2018, strekt ertoe dat de politierechter de voorwaardelijke invrijheidstelling herroept voor de duur van 120 dagen wegens het niet naleven van de daaraan verbonden bijzondere voorwaarde.

De behandeling ter terechtzittingHet onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2018.

De veroordeelde is ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.M.H. van Vliet.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Zij voert hiertoe aan, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 22 augustus 2018 is de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder bijzondere voorwaarden, waaronder de voorwaarde zich te laten opnemen in de [kliniek] . Op 23 augustus 2018 was de veroordeelde uit andere hoofde gedetineerd. In het kader van een penitentiair programma onder dat parketnummer verbleef hij in de [kliniek] . Op die bewuste dag ging de veroordeelde met verlof en van dit verlof is de veroordeelde niet teruggekeerd. Hij heeft zich derhalve onttrokken aan de detentie uit andere hoofde en op dat moment is de periode van voorwaardelijke invrijheidstelling gaan lopen. Ik stel mij op het standpunt dat, nu hij niet is teruggekeerd naar de [kliniek] , ook niet na herhaaldelijke verzoeken van deze instelling, de bijzondere voorwaarde van de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft overtreden. Ik leg daarbij als voorbeeld over een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 maart 2018 en een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 19 juni 2017.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting bepleit het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren subsidiair de vordering af te wijzen en heeft daartoe aangevoerd, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Het openbaar ministerie is niet-ontvankelijk in de vordering, omdat op 23 augustus 2018 de periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet liep. Mijn cliënt was toen uit anderen hoofde gedetineerd. Mijn cliënt heeft besloten om niet terug te keren van zijn verlof wegens slechte omstandigheden in de [kliniek] , zo wordt er veel drugs gebruikt door de patiënten. Voor mijn cliënt is dat funest nu hij net van zijn drugsverslaving af is. Deze omstandigheden worden op het internet bevestigd door onder andere de Stentor. Er zouden in de kliniek aan de lopende band strafbare feiten worden gepleegd. Als u beslist tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling verzoek ik u dat te doen voor een periode van maximaal 30 dagen. Tevens vraag ik u de voorwaarde van een opnameverplichting bij de [kliniek] te wijzigen in een opnameverplichting in een andere kliniek, bij voorkeur [instelling] .
De officier van justitie voert het woord in repliek, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik probeer me in hem te verplaatsen, ik kan me ergens wel voorstellen dat hij niet terug wil naar de [kliniek] , maar wat ik wel frappant vind is dat hij zich vanaf 23 augustus ook bij niemand anders van de reclassering heeft gemeld om zijn voorwaarden te laten wijzigen. Ik verzoek de politierechter de behandeling van de zaak aan te houden als hij de voorwaarde wil wijzigen, zodat een reclasseringsrapport bij [instelling] kan worden opgemaakt.
De raadsvrouw persisteert.

De beoordelingDe politierechter overweegt als volgt.

De voorwaardelijke invrijheidstelling van artikel 15 e.v. van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) ziet op een concrete, in het besluit tot voorwaardelijke invrijheidstelling aan te duiden vrijheidsstraf. In dit geval gaat het om de vrijheidsstraf, opgelegd in de zaak met parketnummer 09/818321-17, waarvoor veroordeelde blijkens het besluit op 22 augustus 2018 in vrijheid is gesteld. Veroordeelde bracht het laatste onvoorwaardelijke deel van die straf door in de [kliniek] , in het kader van een penitentiair programma.
Artikel 15c, eerste lid, Sr. luidt:
De proeftijd gaat in op de dag van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Artikel 15c, vierde lid, Sr. luidt:
De proeftijd loopt niet gedurende de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
Uit het voorgaande volgt dat het besluit op 22 augustus 2018 zijn werking heeft gekregen. Vanaf dat moment rustte op veroordeelde de plicht zich aan de voorwaarden te houden.
Feitelijk is veroordeelde echter niet in vrijheid gesteld, maar is de vrijheidsbeneming doorgelopen voor andere, korte vrijheidsstraffen. Op het zelfde ondeelbare ogenblik dat het besluit zijn werking heeft gekregen is de proeftijd op grond van artikel 15c, vierde lid, Sr. geschorst.
Door niet op de afgesproken tijd van een verlof terug te keren naar de [kliniek] heeft veroordeelde zichzelf in vrijheid gesteld en was hij niet langer rechtens van zijn vrijheid beroofd. Door deze ontvluchting is de proeftijd weer gaan lopen. Dat gebeurde van rechtswege.
Het verweer dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou zijn omdat de proeftijd niet zou lopen wordt dan ook verworpen.
De ontvluchting liet niet alleen de proeftijd weer lopen, maar was tevens een overtreding van de voorwaarde dat veroordeelde zich zou laten opnemen in de [kliniek] . Dat veroordeelde problemen had met de omstandigheden in de kliniek maakt dat niet anders.
De politierechter is dan ook van oordeel dat de vordering van de officier van justitie dient te worden toegewezen. Gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht zal de politierechter gelasten dat 60 dagen van het resterende strafdeel alsnog moeten worden ondergaan. Uitgaand van het in het besluit vermelde strafrestant van 244 dagen resteren na de executie nog 184 dagen.
Wijziging bijzondere voorwaarde
Over het pleidooi van de raadsvrouw tot wijziging van de voorwaarde van de opnameverplichting door de politierechter overweegt deze als volgt.
In artikel 15a, zevende lid, Sr. is bepaald:
Het openbaar ministerie kan de gestelde bijzondere voorwaarden aanvullen, wijzigen of opheffen.[…]
De tweede volzin van artikel 15j, eerste lid, Sr.– dat gaat over de toewijzing van de vordering tot herroeping – luidt:
De rechtbank kan in zijn beslissing omtrent de vordering adviseren omtrent aan de voorwaardelijke invrijheidstelling te verbinden bijzondere voorwaarden.
De politierechter is dan ook niet bevoegd de bijzondere voorwaarden te wijzigen. Het verzoek van de raadsvrouw kan niet worden toegewezen en de beslissing zal niet worden aangehouden om een reclasseringsrapport over een eventueel verblijf bij [instelling] op te maken.
De politierechter ziet wel aanleiding te adviseren over de bijzondere voorwaarde. De politierechter heeft uit hetgeen ter zitting is gezegd de indruk gekregen dat de visie van veroordeelde op omstandigheden in de [kliniek] een nuttig verblijf aldaar in de weg staat. Hij adviseert dan ook zoals hierna vermeld zal worden. Of de voorwaarde wordt gewijzigd blijft aan het openbaar ministerie.

BeslissingDe politierechter

- wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe en gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog gedeeltelijk moet worden ondergaan, te weten een gevangenisstraf voor de duur van
60 dagen;
- adviseert om bij de nadere voorwaardelijke invrijheidstelling de bijzondere voorwaarde van een opnameverplichting in de [kliniek] te wijzigen in een opnameverplichting in bij voorkeur [instelling] of een andere soortgelijke kliniek.
Deze beslissing is gegeven door
mr. G.H.M. Smelt, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M.W. van der Sanden, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2018.