ECLI:NL:RBDHA:2018:1541
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse eiser met een ongeloofwaardig asielrelaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Afghaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld naar aanleiding van het bestreden besluit van 21 juni 2017. Eiser had zijn aanvraag onderbouwd met een verhaal over bedreigingen door de Taliban en een conflict met een Mullah. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over de relevante onderdelen van zijn asielrelaas vaag en summier waren, waardoor de geloofwaardigheid van zijn verhaal in twijfel werd getrokken.
Tijdens de zitting op 14 december 2017 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser inmiddels Nederland had verlaten en een asielverzoek in Duitsland had ingediend. De rechtbank concludeerde dat eiser nog steeds belang had bij de beoordeling van zijn asielaanvraag, ondanks zijn vertrek uit Nederland. De rechtbank heeft de argumenten van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geoordeeld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig was. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag als rechtmatig beoordeeld en het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.