Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 november 2018, wordt de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser beoordeeld. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De staatssecretaris stelde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser voerde aan dat hij een kwetsbaar persoon was en dat er op 5 oktober 2018 een decreet in Italië was ingegaan dat de toegang tot SPRAR-opvanglocaties beperkte. Dit decreet had gevolgen voor de opvang van asielzoekers in Italië, aangezien het hen uitsloot van bepaalde opvangmogelijkheden en hen dwong om naar minder geschikte opvanglocaties te verhuizen.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat er in Italië geen ernstige structurele tekortkomingen waren in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en rapporten van Vluchtelingenwerk Nederland, waaruit bleek dat de opvangvoorzieningen in Italië onder druk stonden. De rechtbank concludeerde dat het beroep van de eiser gegrond was en vernietigde het bestreden besluit. De staatssecretaris werd opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 501,-.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om de bredere gevolgen van het Italiaanse decreet te onderzoeken en adequaat te motiveren waarom de opvang in Italië voldoet aan de vereisten van de Europese regelgeving.