Op 4 december 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een Ghanese verzoeker. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de sticker 'verblijfsaantekening algemeen' die in zijn paspoort was geplaatst, omdat deze in strijd zou zijn met het beleid van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker stelde dat hij recht had op de sticker 'verblijfsaantekeningen gemeenschapsonderdanen' op basis van zijn familierechtelijke relatie met een Nederlandse zoon. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker inderdaad recht had op de juiste sticker en dat het belang van de verzoeker bij het treffen van een voorlopige voorziening zwaarder woog dan het belang van de verweerder bij afwijzing daarvan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat de arbeidsmarktaantekening 'arbeid toegestaan' in het paspoort van de verzoeker moest worden geplaatst totdat op het bezwaar was beslist. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 1.002,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.