ECLI:NL:RBDHA:2018:1546
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens reeds verleende status in Griekenland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Syrische nationaliteit, had op 23 december 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft deze aanvraag op 9 januari 2018 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser reeds internationale bescherming had gekregen in Griekenland op 13 maart 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, wat inhoudt dat Griekenland zijn verdragsverplichtingen nakomt en dat eiser daar veilig kan worden behandeld.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij in Griekenland geen asiel heeft aangevraagd en dat hij niet op de hoogte was van de verleende verblijfsvergunning. Hij stelde dat de omstandigheden voor statushouders in Griekenland onhoudbaar zijn, wat zou leiden tot een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de situatie in Griekenland zo slecht is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden toegepast. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser geen stappen heeft ondernomen om zijn situatie in Griekenland te verbeteren.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.