ECLI:NL:RBDHA:2018:15466

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2018
Publicatiedatum
2 januari 2019
Zaaknummer
NL18.22709 en 22710
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van kennelijk ongegrondheid door wisselende identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2018 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van eiser, die zijn aanvraag had ingediend met de stelling dat hij van Mauritaanse nationaliteit is. Eiser heeft echter wisselende gegevens verstrekt over zijn naam, geboortedatum en nationaliteit, en heeft geen identificerende documenten overgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op vragen over zijn woonomgeving vaag en weinig gedetailleerd heeft verklaard, waardoor hij zijn afkomst uit Mauritanië niet aannemelijk heeft kunnen maken. Hoewel eiser heeft verklaard dat hij een laag intelligentie- en opleidingsniveau heeft, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit niet betekent dat hij niet in staat zou zijn om meer gedetailleerde verklaringen te geven over zijn leven in zijn land van herkomst.

Eiser heeft wel gedetailleerd verklaard over zijn reis naar Europa, maar de taal die hij spreekt, Wolof, wijst niet op een herkomst uit Mauritanië, waar Hassaniya-Arabisch de dominante taal is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig zijn, en heeft de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.22709 (beroep) en NL18.22710 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.H.M. Maas).

ProcesverloopMet het besluit van 26 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2018. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiser stelt dat hij van Mauritaanse nationaliteit is en dat hij is geboren op [geboortedatum 1] .
1.2.
Uit Eurodac is gebleken dat eiser in Spanje heeft verklaard dat hij [naam 1] is, geboren op [geboortedatum 2] en van Gambiaanse nationaliteit. In Duitsland heeft hij verklaard dat hij [naam 2] is, geboren op [geboortedatum 3] en van Senegalese nationaliteit.
1.3.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij als dertienjarige is ontvoerd en daarna vier tot zes jaar gevangen is gehouden in een tentenkamp en uitgebuit als slaaf.
2.
2.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: - de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
- ontvoering en uitbuiting als slaaf.
2.2.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig geacht, omdat eiser wisselende gegevens heeft verstrekt over zijn naam, geboortedatum en nationaliteit. Omdat relevante documenten ontbreken heeft verweerder de identiteit en nationaliteit van eiser niet kunnen vaststellen. Verweerder heeft daarom dat de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.3.
Verweerder heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de ontvoering en uitbuiting als slaaf niet geloofwaardig zijn, omdat eiser hierover zeer summier heeft verklaard.
3. Eiser voert aan dat hij op advies van andere asielzoekers pas in Nederland, het land waar hij uiteindelijk asiel wenste aan te vragen, zijn echte personalia heeft afgegeven. Verweerder heeft dit ten onrechte niet verschoonbaar geacht. Hij is nooit in bezit geweest van identiteitsdocumenten. Als verweerder twijfelt aan zijn herkomst, mocht van verweerder verwacht worden eiser te onderwerpen aan een taalanalyse. Ten slotte bestrijdt eiser de ongeloofwaardigheid van het relaas.
Beoordeling door de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank)
4.1.
Eiser heeft wisselende gegevens verstrekt over zijn naam, geboortedatum en nationaliteit en geen identificerende documenten overgelegd. Verweerder moet daarom afgaan op wat eiser over zijn herkomst heeft verklaard. Omdat eiser op vragen over zijn woonomgeving slechts vaag en weinig gedetailleerd heeft verklaard, heeft hij hiermee niet aannemelijk gemaakt dat hij afkomstig is uit Mauritanië. Dat eiser een laag intelligentie- en opleidingsniveau heeft, zoals de gemachtigde op de zitting heeft aangevoerd, maakt niet dat hij over zijn leven in het land van herkomst en de plaatsen waar hij tot zijn 13e jaar gewoond heeft niet uitgebreider kan verklaren. Te meer omdat opvalt dat eiser over zijn reis naar Europa vanaf Zewerath via Marokko, Spanje en Frankrijk wel gedetailleerd heeft verklaard. [1] Daarnaast wijst, zoals verweerder stelt, ook de taal die eiser spreekt, het Wolof, niet op herkomst uit Mauritanië, omdat daar het Hassaniya Arabisch gesproken wordt, waarvan eiser heeft verklaard dat hij het slechts een beetje beheerst. [2]
4.2.
Verweerder heeft dan ook de gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst niet geloofwaardig kunnen achten. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [3] komt verweerder daarom aan de beoordeling van het asielrelaas niet toe.
4.3.
Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte subsidiair op het standpunt gesteld dat eiser de gestelde problemen in het gestelde land van herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt, omdat hij hierover summier en wisselend heeft verklaard. Zo heeft eiser verklaard dat hij zand en tenten zag en dat iets verderop een plek was waar het groen is, waar hij de geiten naartoe kon brengen om te eten. [4] Dat lijkt niet te kloppen met de stelling van de gemachtigde op de zitting dat de dieren om de tent graasden en niet op een vlakte.
Conclusie
5. Verweerder heeft de aanvraag op grond van artikel 31, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, onder c en e, van de Vw af kunnen wijzen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
6. Omdat de rechtbank op het beroep heeft beslist is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
in de zaak NL18.22709:
- verklaart het beroep ongegrond;
in de zaak NL18.22710:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, (voorzieningen)rechter,
in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Eerste gehoor, p. 12 t/m 14.
2.Eerste gehoor, p. 4.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4061.
4.Nader gehoor, p. 9.