In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2018 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van eiser, die zijn aanvraag had ingediend met de stelling dat hij van Mauritaanse nationaliteit is. Eiser heeft echter wisselende gegevens verstrekt over zijn naam, geboortedatum en nationaliteit, en heeft geen identificerende documenten overgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op vragen over zijn woonomgeving vaag en weinig gedetailleerd heeft verklaard, waardoor hij zijn afkomst uit Mauritanië niet aannemelijk heeft kunnen maken. Hoewel eiser heeft verklaard dat hij een laag intelligentie- en opleidingsniveau heeft, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit niet betekent dat hij niet in staat zou zijn om meer gedetailleerde verklaringen te geven over zijn leven in zijn land van herkomst.
Eiser heeft wel gedetailleerd verklaard over zijn reis naar Europa, maar de taal die hij spreekt, Wolof, wijst niet op een herkomst uit Mauritanië, waar Hassaniya-Arabisch de dominante taal is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig zijn, en heeft de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.