ECLI:NL:RBDHA:2018:1548

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
NL18.202
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Marokkaanse eiser afgewezen op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 februari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Marokkaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Marokko niet de bescherming van de autoriteiten kan inroepen. De eiser had problemen ondervonden na het overlijden van zijn moeder en was naar Nederland gereisd via Spanje, maar de rechtbank vond dat de omstandigheden in Marokko niet voldoende waren om de asielaanvraag te honoreren.

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er adequate opvang voor de eiser aanwezig is in Marokko, gezien het feit dat zijn oma daar woont. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen toegang heeft tot hulp of bescherming van de autoriteiten in Marokko. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.202

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2018 in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M.C. Heijnneman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 2 januari 2018 (het bestreden besluit).
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.203, plaatsgevonden op 25 januari 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen B. Arabi. Tevens was ter zitting aanwezig M. Kuben, jeugdbeschermer bij Nidos. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Marokkaanse nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] . Op 12 augustus 2017 heeft hij een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft ondervonden in Marokko na het overlijden van zijn moeder. Eiser is toen bij zijn oma gaan wonen, maar werd door zijn oom die daar ook woonde slecht behandeld. Eiser is na vijf maanden vertrokken naar Tanger en Nador, heeft in die plaatsen op straat geleefd en is in Nador door de politie mishandeld. Vervolgens is eiser via de Spaanse exclave Melilla naar het vaste land van Spanje gegaan en uiteindelijk naar Nederland doorgereisd.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarnaast is aan eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw omdat adequate opvang voor hem aanwezig is. Verweerder acht eisers identiteit, herkomst en nationaliteit geloofwaardig. Ook eisers relaas wordt geloofwaardig geacht. Nu Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit in zijn geval anders is, is de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Volgens de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 1 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:209 en ECLI:NL:RVS:2017:210) voldoet de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst aan de wettelijke vereisten. Gelet daarop bestaat een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Marokko geen bescherming nodig hebben. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dat in zijn geval anders is.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Marokko ook voor eiser een veilig land van herkomst is. Verweerder heeft daaraan gemotiveerd ten grondslag gelegd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat voor hem bij (dreigende) problemen in Marokko, geen mogelijkheid bestaat om hiertegen de bescherming van de politie dan wel de hogere autoriteiten van Marokko in te roepen. Hierbij is van belang dat de door eiser in Nador ondervonden slechte behandeling door de politie niet maatgevend is voor het gehele politieapparaat in Marokko. Bovendien is niet gebleken dat hulp en/of bescherming van de hogere autoriteiten niet mogelijk zou zijn, dan wel dat hij zich heeft gewend tot hulporganisaties. Ook in de door eiser overgelegde brief van VluchtelingenWerk Nederland van 9 oktober 2017 heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om een ander standpunt in te nemen. Dit stuk gaat immers over de situatie van alleenstaande minderjarigen in Marokko, terwijl eiser heeft verklaard dat zijn oma nog in Marokko woont en zijn vader in Algerije.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voorts eiser een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kunnen weigeren, nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er voor hem in het land van herkomst en Algerije geen adequate opvang aanwezig is. Verweerder heeft daarbij terecht gewezen op de omstandigheden dat de oma van eiser nog in Marokko woont en dat zijn vader in Algerije woont. Ten aanzien van de stelling van eiser dat hij niet zou weten waar zijn vader in Algerije verblijft, heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat niet valt in te zien dat eiser niet via zijn familie achter deze verblijfsgegevens kan komen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.